10. Bediening
a) Inschakelen
Belangrijk: Zet eerst de zender AAN en vervolgens de ontvanger AAN.
1. Controleer of de batterijen volledig zijn opgeladen en correct zijn geplaatst.
2. Schakel de VOEDING AAN van de zender, de R.LED gaat branden.
3. Zet de voeding van de ontvanger aan.
b) Binden (zender met ontvanger)
De zender is in de fabriek al aan de ontvanger gebonden. Volg deze stappen als de ontvanger moet worden vervan-
gen of extra ontvangers moeten worden gebonden:
1. Houd op de zender de knop BIND ingedrukt en zet vervolgens de VOEDING AAN. De G.LED zal snel knipperen.
2. Zet de ontvanger AAN. Het gaat automatisch naar de zoekmodus.
3. Zodra het binden is geslaagd:
- Ontvanger: De G.LED zal langzaam knipperen.
- Zender: De LED blijft branden.
c) Kalibreren (sturen en gas)
Deze functie is voor het instellen van de neutrale stand van de gashendel en het stuur. De zender is in de fabriek al
gekalibreerd. Volg deze stappen als de ontvanger opnieuw moet worden gekalibreerd:
1. Draai het stuur naar de maximale positie rechtsom (en houd deze vast), duw de gashendel helemaal naar voren
(en houd deze ingedrukt) en zet vervolgens de VOEDING AAN.
- De R.LED en G.LED zullen beide knipperen om aan te geven dat u zich in de kalibratiemodus bevindt.
2. Kalibreer het stuurwiel: Draai het wiel helemaal rechtsom, vervolgens helemaal linksom.
- De R.LED zal uitschakelen wanneer het stuur is gekalibreerd.
3. Kalibreer de gashendel: Trek de hendel helemaal terug en duw deze vervolgens helemaal naar voren.
- De G.LED zal uitschakelen wanneer de gashendel is gekalibreerd.
4. Druk op de knop BIND om de kalibratie op te slaan en af te sluiten.
- De G.LED gaat uit en de R.LED blijft branden.
12