Trimmen
U kunt een deel van een opgeslagen beeld uitsnijden en dit opslaan als een nieuw
beeldbestand.
Snijgebied
Weergave van snijgebied
Resolutie na
bijsnijden
•
Beelden die zijn opgenomen met
bijgesneden.
•
De vaste breedte-hoogteverhouding van een beeld dat kan worden veranderd,
is 4:3 (voor een verticaal beeld 3:4).
•
De resolutie van een bijgesneden beeld is kleiner dan dat van het oorspronkelijke
beeld.
138
Selecteer [Trimmen].
Druk op de knop n, selecteer [Trimmen]
●
op het tabblad 1 en druk op de knop m.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr of draai de instelknop
●
Ê om het beeld te selecteren. Druk vervolgens
op de knop m.
Pas het snijgebied aan.
Er verschijnt een kader rond het gedeelte van
het beeld dat u wilt bijsnijden.
Het oorspronkelijke beeld verschijnt linksboven
en het bijgesneden beeld rechtsonder.
●
U kunt het kader kleiner of groter maken door
de zoomknop naar links of rechts te duwen.
Met de knoppen opqr kunt u het kader
●
verplaatsen.
Met de knop l wijzigt u de kadergrootte.
●
●
In een beeld met gedetecteerde gezichten
verschijnen grijze kaders rond de gezichten
linksboven in het beeld. U kunt deze kaders
gebruiken voor bijsnijden. U kunt schakelen
tussen kaders door de instelknop Ê te
draaien.
Druk op de knop m.
●
Sla het beeld op als een nieuw beeld
en geef het weer.
●
Voer stap 4 en 5 op
,
,
p. 137
uit.
en
, kunnen niet worden