Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Elektrische Aansluiting; Algemene Opmerkingen Betreffende De Elektrische Aansluiting; Serieschakeling; Gebruik En Onderhoud - schmersal CSS 30S Bedieningshandleiding

Inhoudsopgave

Advertenties

Bedieningshandleiding
Veiligheidssensor
Typisch reactiebereik van de sensor
S
S [mm]
10
5
0
-10
-5
0
Legende
S
Schakelafstand
X
Zijdelingse afwijking
S
Inschakelafstand
on
S
Uitschakelafstand
off
S
Hysteresisbereik
S
h
S
Zekere inschakelafstand volgens IEC 60947-5-3
ao
S
Zeker uitschakelpunt volgens EN 60947-5-3
ar

4. Elektrische aansluiting

4.1 Algemene opmerkingen betreffende de elektrische aansluiting

De elektrische aansluiting mag uitsluitend in spanningsloze
toestand door gemachtigd en gekwalificeerd personeel
uitgevoerd worden.
De voedingsspanning van de veiligheidssensoren moet beveiligd
zijn tegen permanente overspanning. In geval van een fout mag de
spanning 60V niet overschrijden.
De veiligheidsuitgangen kunnen rechtstreeks opgenomen worden in
het veiligheidscircuit van de besturing. Voor toepassingen in PL e /
categorie 4 volgens ISO 13849-1 moeten de veiligheidsuitgangen van
de veiligheidssensor of de sensorketting op een veiligheidsmodule van
dezelfde categorie aangesloten worden.
Vereisten voor de te gebruiken veiligheidsmodule
• Tweekanalige veiligheidsingang, geschikt voor p-schakelende
sensoren met verbreekfunctie
De sensoren testen hun veiligheidsuitgangen door cyclische
uitschakeling. De veiligheidsmodule moet de cyclische uitschakeling
van de sensoruitgangen gedurende 250 µs - 1500 µs tolereren. De
uitschakeltijd van de veiligheidssensor van 250 µs wordt bijkomend
verlengd afhankelijk van de kabellengte en de capaciteit van de
gebruikte kabel. Typisch wordt een uitschakelpauze van 500 µs bereikt
met een aansluitkabel van 100 m. De veiligheidsmodule moet niet met
een dwarssluitbewaking uitgerust zijn.
Meer informatie voor het kiezen van geschikte
veiligheidsmodules vindt u in de Schmersal catalogi of in de
online catalogus: www.schmersal.net
Bij aansluiting van de veiligheidssensor aan elektronische
veiligheidsmodules raden wij aan, een tijdsvertraging van minstens
100 ms in te stellen. De veiligheidsingangen van de veiligheidsmodule
moeten een testimpuls van ca.1 ms kunnen maskeren. De
veiligheidsmodule moet niet met een dwarssluitdetectie uitgerust zijn;
een eventueel aanwezige dwarssluitdetectie moet uitgeschakeld worden.

4.2 Serieschakeling

Een sensorketen kan meer dan 200 m bedragen. Er moet rekening
gehouden worden met mogelijke spanningsverliezen (o.a. vanwegede
de lengte van de kabel, de kabeldoorsnede, het spanningsverlies per
sensor enz.)! Bij grotere kabellengten moet de kabeldoorsnede van de
aansluitkabels zo groot mogelijk genomen worden.
Schakelvoorbeelden voor de serieschakeling, zie bijlage.
4
S
ar
S
off
S
on
S
ao
5
10
V [mm]
= S
– S
h
off
on
Bij het leggen van stuurstroombedrading is een afscherming niet
noodzakelijk. De leidingen moeten echter gescheiden worden van
de toevoerleidingen en de energieleidingen. De maximale zekering
van een sensorketen voor de leidingsbeveiliging is afhankelijk van de
doorsnede van de aansluitkabel van de sensor.
Bij het bekabelen van SD componenten moet de
spanningsval op de kabels en de stroombelastbaarheid van
de individuele componenten in acht genomen worden.

5. Gebruik en onderhoud

5.1 Functietest

De veiligheidsfunctie van de veiligheidsschakelaar moet getest worden.
Hierbij moet vooraf het volgende gegarandeerd zijn:
1. Bevestiging van veiligheidssensor en bediensleutel
2. Juiste bevestiging en goede conditie van de voedingskabel
3. het systeem is vrij van vuil en vreemde onderdelen
(vooral metaalspanen)
Open en sluit de beschermvoorziening na het aansluiten om te
controleren of het vrijgavesignaal gegeven wordt.

5.2 Onderhoud

Bij een correcte installatie en doelmatig gebruik vereist de
veiligheidssensor geen onderhoud.
Wij raden een regelmatige visuele inspectie en functietest aan, inclusief
de volgende stappen:
1. Bevestiging en goede conditie van de veiligheidssensor,
bediensleutel en voedingskabel controleren
2. eventuele metalen spanen verwijderen.
Tijdens alle bedrijfsmatige levensfasen van de
veiligheidsschakelcomponent moeten constructief
en organisatorisch geschikte maatregelen voor de
manipulatiebeveiliging of tegen het manipuleren van de
veiligheidsvoorziening, bijvoorbeeld door het gebruik van
een vervangende bediensleutel, getroffen worden.
Beschadigde of defecte componenten moeten onmiddellijk
vervangen worden.

6. Diagnosefuncties

6.1 Werkingsprincipe van de diagnose LED's

De veiligheidsensor geeft zijn bedrijfstoestand en storingen weer via
driekleurige LED's in het aansluitbereik.
De groene LED geeft aan dat de sensor bedrijfsklaar is. De
voedingsspanning is aanwezig. De gele LED signaleert de
aanwezigheid van een bediensleutel in het detectiebereik. Bevindt de
bediensleutel zich in het hysteresegebied van de sensor, dan knippert
de LED. Het knipperen kan gebruikt worden om afwijkingen in de
afstand tussen de sensor en de bediensleutel vroegtijdig te detecteren
(bijv. uitzakken van een veiligheidsdeur). De installatie moet nagekeken
worden, voordat de afstand groter wordt en de veiligheidsuitgangen
uitgeschakeld worden, waardoor de machine stilgezet wordt.. De
groene en rode LED branden samen in een gemeenschappelijke Duo-
LED. Zodra een fout gedetecteerd wordt, gaat de rode LED branden.
Impulscodes rode diagnose-LED
LED-aanduiding (rood)
1 impuls
2 impulsen
3 impulsen
4 impulsen
5 impulsen
Continu rood
NL
CSS 30S
CSS 300
Foutoorzaak
Fout uitgang Y1
Fout uitgang Y2
Dwarssluiting Y1/Y2
Omgevingstemperatuur te hoog
Foutieve of defecte bediensleutel
Interne fout

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Css 300

Inhoudsopgave