SDF-Doorstroomsonde
lasmof, iets hechten en loodrecht op de as van de leiding uitrichten. Nadat de lasnaad rond de
ingelaste delen helemaal is aangebracht, de sonde in de lasmof plaatsen, uitrichten en iets hechten.
Vervolgens de lasnaad helemaal aanbrengen.
Type sonde
Gelaste aansluitleidingen
SDF-M-...-10
SDF-F-...-10
SDF-S-...-10
SDF-M-...-22
SDF-F-...-22
SDF-S-...-22
SDF-M-...-32
SDF-F-...-32
SDF-S-...-32
SDF-F-...-50
Tabel 5: Diameter openingen
Bij drukklassen vanaf PN63 komen de diameters van de booropeningen D
flenzen overeen met de inwendige diameter van de toegepaste hechtlasflens. Bij lasmoffen is de
diameter van de booropeningen D
diameters voor de booropeningen van toepassing zijn.).
4.5.4. Montage van het contralager
Wanneer de sonde voorzien is van een contralager, voer de montage dan als volgt uit:
Bepaal eerst de plaats waar het contralager moet worden ingebouwd, deze moet exact tegenover de
plaats van inbouw van het onderdeel liggen.
Tip voor het bepalen van het tegenoverliggende punt:
Markeer eerst op de leiding het middelpunt van het te monteren onderdeel. Breng dan een
minimaal 30mm brede strook van voldoende lengte op de leiding aan en positioneer die zo dat,
nadat de strook één keer rond de leiding is gewikkeld, het begin van de eerste laag exact is
bedekt. Kies daarbij als beginpunt het op de leiding gemarkeerde middelpunt en breng daar de
hoek van de strook aan. Markeer na één wikkeling het punt dat precies naast het gemarkeerd
middelpunt ligt. De lengte vanaf het begin van de strook tot dit punt komt overeen met de
uitwendige omtrek van de leiding. Verwijder nu de strook en bepaal het midden tussen het begin
en het gemarkeerde punt op de strook, en markeer dat. Breng de strook nu weer op de boven
beschreven wijze op de leiding aan. Het als laatste getekende punt (midden) op de strook geeft nu
exact het punt aan dat tegenover het gemonteerde onderdeel ligt. Tot slot moet u dit nog
overzetten op de buis. Als u geen band bij de hand hebt kunt u voor het meten van de diameter
ook een koord gebruiken. De axiale uitlijning moet u dan beslist nog controleren door de afstand tot
de volgende flens te meten.
Monteer het onderdeel dan zoals hierboven is beschreven.
Daarna boort of brandt u op het aan de tegenoverliggende zijde gelegen punt (zie boven) en gat van
de benodigde omvang. De benodigde diameter vindt u in onderstaande tabel:
Type
Gesloten contralager
sonde
1
De diameters van de openingen gelden voor de montage van snijringschroefkoppelingen.
Booropeningen voor rechtstreeks ingelaste sondes (SDF-S: vaak toegepast bij hoge druk) moeten
afzonderlijk worden aangevraagd!
2
De diameters van de booropeningen zijn geldig voor sondes met flensmontage tot en met PN40.
Boven de drukklasse PN40 komen de diameters van de booropeningen overeen met de inwendige
diameter van de toegepaste flens volgens DIN EN 1092.
3
De diameters van de booropeningen zijn geldig voor sondes met flensmontage tot en met PN40.
Boven drukklasse PN40 of bij speciale constructies kunnen de diameters van de booropeningen
afwijken en moeten deze afzonderlijk worden aangevraagd.
BA-SDF-nl-L-1715715
(M)
1
D
= 21 mm
M
-
1
D
= 37 mm
M
-
1
D
= 53 mm
M
-
-
rond 2mm groter! (Voor speciale constructies kunnen afwijkende
S
(GG)
Contralager m. deksel
Figure 8: Ingelast onderdeel (Gelaste mof )
(F)
Flensonderdeel
-
2
D
= 17 mm
F
-
2
D
= 38 mm
F
-
2
D
= 44 mm
F
2
D
= 83 mm
F
van de te monteren
F
(SC)
Contralager m. flens
(S)
Lasmof
3
D
= 20 mm
S
3
D
= 33 mm
S
3
D
= 43 mm
S
(SC)
11