Menu-instellingen
• De AF-functie naar [
schakelen als het moeilijk is scherp te
stellen met behulp van [
• De AF-functie kan niet ingesteld worden in
de eenvoudige functie [
[VUURWERK] (P54) of [ZELFPORTRET]
(P53) in de scènefunctie.
[AF ASS. LAMP]
Scherpstellen bij weinig licht wordt
makkelijker
Op [
] drukken om het [OPNAME] functie
MENU
/SET
menu af te beelden en het in te stellen
onderdeel te kiezen. (P70)
Het object verlichten maakt het makkelijker
scherp te stellen wanneer u bij weinig licht
aan het opnemen bent en scherp wilt
stellen, wat moeilijk is bij weinig licht.
• Als de AF-lamp ingesteld
is op [ON], wordt er een
AF-zone afgebeeld met
een grootte die breder is
dan normaal en gaat de
AF-lamp A aan wanneer u de
ontspanknop tot de helft indrukt op
donkere plekken enz.
[ON]
De AF-lamp gaat aan bij weinig
licht. Zodra dit gebeurt, verschijnt
het pictogram van de AF-lamp
[
] op het scherm. Het effectieve
bereik van de AF-lamp is 1,5 m.
[OFF] De AF-lamp gaat niet aan.
• Voorzichtig zijn met de volgende
handelingen wanneer u de AF-lamp
gebruikt.
– Niet direct in de AF-lamp kijken.
– De AF-lamp niet met uw vingers of
andere voorwerpen bedekken.
• Wanneer de AF-lamp aan gaat, wordt
alleen de AF-zone op het midden van het
78
VQT0Y77
] of [
]
].
],
scherm afgebeeld en is deze groter dan
normaal. (P77)
• Wanneer u de AF-lamp niet wenst te
gebruiken (b.v. wanneer u opnamen
maakt van dieren op een donkere plek),
de [AF ASS. LAMP] op [OFF] zetten. In dit
geval zal het moeilijker worden scherp te
stellen.
• De instelling voor [AF ASS. LAMP] staat
vast op [ON] in de eenvoudige functie
[
].
• De instelling voor de [AF ASS. LAMP]
staat vast op [OFF] in [LANDSCHAP]
(P51), [NACHTL. SCHAP] (P52),
[VUURWERK] (P54) [ZELFPORTRET]
(P53) en [LUCHTFOT] (P56: DMC-FX07)
in de scènefunctie.
[SLUITER LANG]
Heldere opnamen maken op
donkere plekken
Op [
] drukken om het [OPNAME] functie
MENU
/SET
menu af te beelden en het in te stellen
onderdeel te kiezen. (P70)
Wanneer u beelden maakt op donkere
plaatsen met weinig licht, kunt u beelden
maken die helderder zijn dan normaal door
een instelling te selecteren die nog
langzamer is dan de langzaamste instelling
van de sluitertijd.
• De langzame sluitertijden die u kunt
kiezen zijn: [1/8 –], [1/4 –], [1/2 –] en [1 –].
• Dit werkt als u heldere opnamen wilt
maken van zowel een nachtlandschap als
een object met [NACHTPORTRET] (P52)
in de scènefunctie.
Langzame
sluitertijdinstelling
Helderheid
Beweging
1/8 –
Donkerder Helderder
Minder
Meer
1 –