De BUS module JA-112M voor magnetische detectoren – 2 ingangen
De JA-112M is een busapparaat van het systeem JABLOTRON
100+. Het apparaat heeft twee draadingangen die ongebalanceerd,
eenvoudig of dubbel gebalanceerd of in een rolmodus kunnen worden
aangesloten. Het wordt voornamelijk gebruikt om magnetische
detectoren aan te sluiten (bijvoorbeeld SA-201, SA-203 en SA-211).
De module heeft een statusreactie (meldt zijn activering en deactivering)
en neemt twee posities in het systeem in beslag. Het product kan alleen
worden geïnstalleerd door een ervaren vakman met een geldig
certificaat afgegeven door een geautoriseerde distributeur.
Installatie
Houd er bij het selecteren van de juiste locatie voor de module
rekening mee, dat de draden naar de detectors niet langer mogen zijn
dan 100 m.
Afbeelding 1: 1 – deksellipje; 2 – LED-indicator
1. Open het deksel van de module door te drukken op het deksellipje
(1).
2. Haal de PCB uit de plastic basis door te drukken op het lipje aan
de linkerkant (3).
3. Duw de kabels door de plastic basis en bevestig de basis met
schroeven op de geselecteerde plek. Voor een comfortabelere
installatie zijn er uitsparingen (4) in het plastic en ook een
kabelgeleider met bevestigingsklemmen onder de moduleplaat (5).
Schakel altijd de stroom uit, als u de
module op de systeembus aansluit.
4. Plaats de PCB terug en sluit de BUS-kabels aan op de klemmen
(9, 10).
Afbeelding 2: 3 – PCB-tab; 4 - uitsparingen; 5 - bevestigingsklemmen voor
kabels die uit de bovenste uitsparingen leiden; 6 – rode en gele LED-
indicator; 7 – productiecode 8 – sabotagesensor; 9 – klem van magnetische
detectoren; 10 – busklem;
5. Als u een gebalanceerde lus wilt gebruiken voor een betere
bescherming van de verbinding van een magnetische detector,
gebruikt u een weerstand van 1 kΩ in serie met de detector (zie
de
volgende
afbeelding).
ingeschakeld in de module-instellingen.
De BUS module JA-112M voor magnetische detectoren – 2 ingangen
De
balansfunctie
moet
worden
Afbeelding 3: Lusbalancering
6. Ga verder door de installatiehandleiding voor de centrale te volgen.
Basisinstructies:
a. Als de module is ingeschakeld, licht de gele LED op.
Met knipperen geeft de LED aan, dat de module niet
geregistreerd werd in het systeem.
b. Open de software F-Link, kies een niet-gebruikte positie in het
tabblad Apparaten en klik op de knop Registreren om
de Registratiemodus in te voeren.
c.
Klik op de optie Scannen/nieuwe BUS-apparaten toevoegen,
selecteer de module JA-112M en dubbelklik om de keuze
te bevestigen. De gele LED gaat uit.
7.
Sluit het deksel van de module en controleer de functie van de module.
Opmerkingen:
−
De module kan ook worden geregistreerd in het systeem door
de productiecode ervan in te voeren in de software F-Link. U kunt
de productiecode vinden op de sticker (7), die geplaatst
is op de moduleplaat. Alle nummers onder de barcode moeten
worden ingevoerd (1400-00-0000-0001).
−
De module kan ook worden geregistreerd in het systeem door
te drukken op de sabotagesensor (8).
−
Het aantal modules wordt alleen beperkt door het verbruik van
de stroom vanuit de centrale en door het aantal posities in de centrale.
−
Het kan tot 1 minuut duren om de eerste ingangsstaten te laden
na het opstarten van het systeem.
−
Waarschuwing! De detector neemt twee opeenvolgende posities
in (elke ingang heeft zijn eigen positie). Als de tweede positie bezet
is, wordt deze automatisch overschreven.
−
Als alleen de eerste ingang wordt gebruikt, kan de tweede ingang
worden verwijderd door deze te kiezen in de software F-link
en te drukken op "Verwijderen" om de positie voor een ander
apparaat vrij te geven.
−
Door de eerste ingang te verwijderen, wordt de module altijd
volledig verwijderd.
−
Om te voldoen aan de norm EN 50131-3, is het noodzakelijk om het
deksellipje (1) te beveiligen met de meegeleverde schroef.
Instelling van de eigenschappen van
de module
Open de software F-Link en ga naar het tabblad Apparaten. Klik
op de knop Interne instellingen op een van de posities van de module
om een dialoogvenster met interne instellingen voor de invoer te openen
(afhankelijk van de geselecteerde positie), waar u de volgende opties
kunt instellen (* geeft de standaardinstellingen aan):
Om de module in te stellen opdat deze
overeenstemt met de classificatie van klasse
2, gebruikt u de functie Systeemprofielen op
het tabblad Parameters in de software F-Link.
Ingangen 1 en 2: tabbladen met volledige ingangsinstellingen. Elke
ingang kan anders worden ingesteld.
Ingangsfunctie: Ingeschakeld*
Uitgeschakeld - geen reactie (de ingang is uitgeschakeld).
Ingeschakeld - reageert op een verandering van de aangesloten
detector (stand-by NC), zie de afbeelding in de software F-Link.
Eenvoudig uitgebalanceerd - een R
worden geplaatst met een ACT-activeringscontact (zie de afbeelding
in de software F-Link). Maak voor het instellen gebruik van
de parameter van de Balanceerweerstand, die zichtbaar wordt, wanneer
- 1 -
-weerstand moet in serie
ACT
MLM57501