Ventilatielamellen instellen
• Voor het inschakelen van het apparaat de
ventilatielamellen bij de luchtuitlaat instellen.
Vaste wateraansluiting
Wordt het apparaat gedurende een langere periode gebruikt of
als u het waterreservoir niet continu wilt vullen, bestaat de
mogelijkheid een slang voor de vaste wateraansluiting op de
slangaansluiting (9) aan te sluiten.
Info
Zorg bij het aansluiten van de slang voor de vaste
wateraansluiting dat de vlotter is gemonteerd. Is de
vlotter nog niet gemonteerd, ga dan te werk zoals is
beschreven in de paragraaf Montage in het hoofdstuk
montage en in gebruik nemen is beschreven.
Waarschuwing
Is de vlotter defect, is het mogelijk dat het
waterreservoir overstroomt! Controleer de vlotter vóór
het gebruik van het apparaat op een probleemloze
werking! Vervang de vlotter als deze is beschadigd. De
vlotter reinigen als hij is vervuild.
Let op
De benodigde slang voor de vaste wateraansluiting met
terugslagklep voor de vaste wateraansluiting wordt niet
meegeleverd.
Let op
Is een slang een keer gedemonteerd in onderdelen,
mag de slang niet meer worden gebruikt.
Zorg voor een waterinlaatdruk van minimaal 0,1 MPa
(1 bar) tot maximaal 0,4 MPa (4 bar). De
watertemperatuur moet onder 25 °C liggen.
NL
ü Het apparaat is uitgeschakeld en van het stroomnet
gescheiden.
1. Open de slangaansluiting (9) bij de vlotter.
2. Verbind de slang voor de vaste wateraansluiting met
slangaansluiting (9). Bij het aansluiten letten op de juiste
verbindingsrichting.
3. Het andere uiteinde van de slang naar een geschikte
wateraansluiting leiden. De slang voor de vaste
wateraansluiting mag niet worden geknikt.
Netsnoer aansluiten
• Steek de netstekker in een volgens de voorschriften
gezekerd stopcontact.
luchtkoeler PAE 60 / PAE 61 / PAE 80 / PAE 81
13