2. Veiligheid
1. Ontwerptemperaturen
Toegestane omgevingstemperatuur
-20 ... +60 °C
-40 ... +60 °C
uitsluitend instrumenten met siliconenolievulling
-70 ... +60 °C
voor types 733.31, 733.51 POLARgauge
lagetemperatuurversie
Voor instrumenten met een toegestane omgevingstemperatuur afwijkende van
Voor instrumenten met een toegestane omgevingstemperatuur afwijkende van
-20 ... +60 °C, dit wordt op de wijzerplaat aangegeven.
-20 ... +60 °C, dit wordt op de wijzerplaat aangegeven.
Toegestane meetstoftemperatuur (instrument)
-20 ... +100 °C
-40 ... +100 °C
-20 ... +60 °C
De toegestane meetstoftemperatuur hangt behalve van de constructie van het
apparaat ook af van de ontstekingstemperatuur van de omringende gassen,
dampen of stoffen. Met beide aspecten moet rekening worden gehouden. Voor
gevulde instrumenten (optie) is de toegestane temperatuur van de meetstof
≤ +100°C (markering met extra label "vloeibare vulling").
De grenzen van de toegestane temperatuurbereiken van een "instrument hook-up"
montagewijze worden in elk geval bepaald door het component met de grootste
beperking.
2. Maximale oppervlaktetemperatuur
De oppervlaktetemperatuur van de instrumenten hangt hoofdzakelijk af van de
meetstoftemperatuur van de toepassing. Het instrument zelf heeft geen warmte-
bronnen. Voor het bepalen van de maximale oppervlaktetemperatuur, naast de
temperatuur van de meetstof, moet ook rekening worden gehouden met andere
invloeden zoals de omgevingstemperatuur en, indien van toepassing, de zonne-
straling. Voor preventie de maximale meetstoftemperatuur betrachten als maxima-
le oppervlaktetemperatuur, indien de echte oppervlaktetemperatuur in geval van
verwachte storingen niet kan worden bepaald.
WIKA gebruikshandleiding drukmeetapparaat, type 7 volgens ATEX
-20 ... +120 °C
-20 ... +150 °C
-20 ... +200 °C
,
®
NL
11