6
Installatie van de leidingen
6.1
Koelmiddelleiding voorbereiden
6.1.1
Vereisten voor de koelmiddelleidingen
VOORZICHTIG
De leidingen en verbindingen van een split-systeem binnen
een bewoonde ruimte moeten worden uitgevoerd met
permanente verbindingen, behalve verbindingen die de
leidingen rechtstreeks op de binnenunits aansluiten.
OPMERKING
De leidingen en andere drukvoerende delen moeten
geschikt zijn voor koelmiddel. Gebruik met fosforzuur
gedeoxideerde, naadloze koperen leidingen voor de
koelmiddelleidingen.
INFORMATIE
Extra koelmiddel is NIET toegelaten bij een combinatie van
een 3MXM40- of 3MXM52-buitenunit met CVXM-A- en/of
FVXM-A-binnenunits. De totale leidinglengte MOET ≤30 m
zijn.
▪ Vreemde stoffen in de leidingen, waaronder oliën die tijdens de
fabricage worden gebruikt, mogen niet meer dan 30 mg/10 m
bedragen.
Diameter koelmiddelleidingen
Gebruik dezelfde diameters als die van de aansluitingen op de
buitenunits:
Klasse
Buitendiameter leiding (mm)
Vloeistofleiding
20~35
Ø6,4
50
Ø6,4
Materiaal koelmiddelleidingen
▪ Leidingmateriaal: met fosforzuur gedeoxideerd naadloos koper
▪ Flareverbindingen: Gebruik alleen gegloeide leidingen.
▪ Hardingsgraad en dikte leidingen:
Buitendiameter
Hardingsgraad
(Ø)
6,4 mm (1/4")
Gegloeid (O)
9,5 mm (3/8")
12,7 mm (1/2")
(a)
Afhankelijk van de toepasselijke wetgeving en de maximale
bedrijfsdruk van de unit (zie "PS High" op het naamplaatje van de
unit), zijn mogelijk dikkere leidingen vereist.
6.1.2
Isolatie van de koelmiddelleidingen
▪ Neem polyethyleenschuim als isolatiemateriaal:
▪ met een warmteoverdrachtsfactor begrepen tussen 0,041 en
0,052 W/mK (0,035 en 0,045 kcal/mh°C)
▪ bestand tegen minstens 120°C
▪ Isolatiedikte
Buitendiameter
Binnendiameter
leiding (Ø
)
isolatie (Ø
p
6,4 mm (1/4")
8~10 mm
9,5 mm (3/8")
12~15 mm
12,7 mm (1/2")
14~16 mm
CVXM20A + FVXM25~50A
Split-systeemairconditioners
3P477070-2N – 2022.05
Gasleiding
Ø9,5
Ø12,7
(a)
Dikte (t)
Ø
≥0,8 mm
t
Isolatiedikte (t)
)
i
≥10 mm
≥13 mm
≥13 mm
6 Installatie van de leidingen
Ø
Ø
i
i
Ø
Ø
p
p
t
Als de temperatuur hoger is dan 30°C en de relatieve vochtigheid
meer dan 80% bedraagt, moet het isolatiemateriaal minstens 20 mm
dik zijn om condensatie op het oppervlak van de isolatie te
voorkomen.
6.2
Koelmiddelleiding aansluiten
GEVAAR: RISICO OP BRANDWONDEN
6.2.1
Koelmiddelleiding op de binnenunit
aansluiten
WAARSCHUWING:
MATERIAAL
Het koelmiddel in deze unit is weinig ontvlambaar.
▪ Leidinglengte. Houd de koelmiddelleiding zo kort mogelijk.
1 Sluit de koelmiddelleiding met flareverbindingen aan op de
unit.
2 Isoleer de koelmiddelleiding op de binnenunit als volgt:
c
a
d
b
a
Gasleiding
b
Isolatie gasleiding
c
Vloeistofleiding
d
Isolatie vloeistofleiding
OPMERKING
Zorg ervoor dat de hele koelmiddelleiding is geïsoleerd.
Blote leidingen kunnen condensatie veroorzaken.
3 Sluit het ingesneden deel op het koelmiddelleidingaansluiting af
met tape (lokaal te voorzien). Zorg ervoor dat alles goed
afgedicht is.
4 Draai de isolatie (accessoire) rond het ingesneden deel en het
uiteinde van de isolatie van de aangesloten koelmiddelleiding.
Zorg ervoor dat alles goed afgedicht is.
a
a
c
c
d
d
b
b
a
Aansluiting koelmiddelleiding
b
Koelmiddelleiding (lokaal te voorzien)
c
Gleuf
d
Tape
e
Isolatie (accessoire)
7
Elektrische installatie
GEVAAR: RISICO OP ELEKTROCUTIE
WAARSCHUWING
Gebruik voor de stroomkabels ALTIJD meeraderige kabel.
MATIG
ONTVLAMBAAR
a
e
a
e
b
b
Montagehandleiding
9