5
x
Bediening
Als het systeem de FlowSensor eenmaal heeft herkend, verschijnt bij een defecte of losgetrokken sensor op het display een
foutmelding (zie hfst. 6.1). De installatie werkt nu in de noodmodus zonder FlowSensor.
Herkent de regeling na een nieuwe installatie c.q. een reset door de monteur een FlowSensor, dan wordt automatisch de waarde
"12" in de parameter "FLS actief" ingesteld. In principe moet de correcte parameterwaarde voor de ingebouwde FlowSensor
gecontroleerd en evt. ingesteld worden (zie Tab. 5-1). Door invoer van de parameterwaarde "0" kan de FlowSensor gedeactiveerd
worden.
Tab. 5-1
Indien de FlowSensor door de verwarmingsmonteur gedeactiveerd werd, verschijnt er geen foutmelding. De regeling werkt nu
zonder de meetwaarde voor de doorstroming. De aanvoertemperatuur "T
ingesteld.
5.2.6 Vermogensberekening, maximale waarden en verbruiksteller
Bij een aangesloten FlowSensor volgt een berekening en jaarafrekening van de bedrijfsgegevens, zoals bijv. de actuele
warmteopbrengst en het solaire warmteverbruik. De maximale en rekenkundige waarde kunnen via het display worden
opgevraagd (zie hoofdstuk 5.3). Waarden hoger dan "0" die niet werden gewist, worden ook na het uittrekken of deactiveren van
de FlowSensor (zonder verdere actualisering) nog weergegeven.
5.2.7 Toerentalregeling van de collectorcirculatiepomp P
Na een geslaagde startvolgorde geeft de zonne-energieregeling opdracht tot:
– de stapsgewijze vermogensdaling van P
Afb. 5-3 aanhoudt of tot de minimale doorstroming V2 (Afb. 5-4) wordt onderschreden.
– het omschakelen naar de volgende pompstand na een veiligheidstijd "t
Is het pompvermogen te laag, dan kan de doorstroming in het collectorcircuit tot onder een grenswaarde dalen, die voor een
betrouwbare beoordeling van gegevens nodig is. Als de doorstroming gedurende ten minste 10 s onder deze minimale waarde "V2"
(Afb. 5-4) daalt, herkent de regeling een doorstromingsonderbreking, die ook bijv. door lekkage of stilstand van de pomp
veroorzaakt zou kunnen zijn. De laatst geldige stand wordt dan als minimale pompvermogenstand opgeslagen. Lagere
pompvermogensstanden worden geblokkeerd.
De temperatuurafhankelijke vermogensregeling van P
De spreiding van "T
tussen "T
collectorveld zo lang verhoogd, tot de ingestelde spreiding is bereikt. Als de spreiding te klein is, wordt het pompvermogen
gereduceerd. Het actuele pompvermogen van P
doorstromingsmeetwaarde weergegeven in procenten. Een typisch bedrijfsverloop van een modulerende zonne-energie-installatie
wordt weergegeven in Afb. 5-3.
Bedienings- en installatiehandleiding
24
FlowSensor
Parameterwaarde
"FLS actief"
1,0
12
Overzicht doorstromingswaarden FlowSensor
De jaarafrekening en berekening van de bedrijfsgegevens van de installatie (bijv. solaire warmteopbrengst)
vervangt in geen geval een geijkte warmteverbruiksteller. Deze waarden mogen niet voor de verdeling van de
verwarmingskosten of de juridisch belastbare jaarrekeningen worden gebruikt.
De automatische toerentalregeling van de pompunit EKSRDS1A werkt alleen, als een FlowSensor in het
systeem geïntegreerd is. Anders draait de collectorcirculatiepomp op 100%.
" en "T
" wordt continu gemeten en vergeleken met de ingestelde spreiding. Als de temperatuurspreiding
V
R
" en "T
" te groot is, wordt het pompvermogen van P
V
R
Minimale doorstroming
startfase "V1" in l/min
1,5
" wordt daarbij gelijk aan de collectortemperatuur "T
V
S
, tot de berekende ingestelde spreiding "DT" de ingestelde waarde conform
S
" (Afb. 5-4).
2
gebeurt aansluitend tussen het bepaalde minimum- en maximumvermogen.
S
(max. 10 standen) en daarmee de doorstroming door het
S
wordt tijdens de actieve looptijd in de bedrijfsweergave "Flow" naast de
S
Minimale doorstroming
bedrijfsfase "V2" in l/min
1,0
EKSR3PA + EKSRDS1A
Regelings- en pompunit voor zonne-energie-installaties
"
K
4PW56033-1