S One
2.6 Doorsnijden
2.6.1 Procedure
De functie 'doorsnijden' is gericht op het snijden van eenvoudige vormen (bv. rechthoeken).
Het wordt meestal gebruikt in combinatie met contoursnijden. Een onderbroken snijlijn (kleine
'bruggetjes') zorgt ervoor dat het materiaal bij elkaar blijft. Wanneer de snijjob afgewerkt is,
kunnen de gesneden stukken eruit worden getrokken.
Bepaalde snijsoftwares herkennen het verschil tussen een contourlijn en een doorsnijlijn. De
software stuurt de gegevens van de contourlijnen eerst naar de snijplotter, activeert FlexCut,
segmentmodus en vectorsortering en stuurt vervolgens de doorsnijdata naar de snijplotter.
Instellen van de parameters om het materiaal door te snijden:
OPMERKING: De volgende procedure beschrijft hoe u de parameters voor
FlexCut instelt. De waardes in de screenshots hieronder worden louter als
voorbeeld gebruikt. Consulteer eerst hoofdstuk 2.6.2.2, dat beschrijft hoe u de
exacte waardes kunt bepalen voor het materiaal dat u gaat gebruiken.
1. Schakel de snijplotter in en laad het materiaal.
Tik op
.
2.
Basisbediening
FIG 2-6
2-6
FLEXCUT-PRINCIPE
FlexCut
Tik op
.
3.
Gebruikershandleiding
Tik op de in te stellen
4.
parameter.
2-11