Montage van een uitlaatpijp (optioneel)
Met een voor de uitlaatgasafvoer op de schoorsteenaansluiting
gemonteerde uitlaatpijp, mag het apparaat uitsluitend buiten
worden gebruikt. Houd hierbij rekening met het volgende:
• De uitlaatpijp mag maximaal een lengte van 1 m hebben.
• Bochten of kniestukken in deze uitlaatpijp zijn niet
toegestaan.
• Bij gebruik in de buitenlucht moet op het uiteinde een
regenkap worden gemonteerd, om het binnendringen van
regenwater en vuil te verhinderen.
• De uitlaatpijp moet zo zijn uitgevoerd, dat geen tegendruk
kan ontstaan.
• Voor een storingsvrij gebruik moet de uitlaatpijp stijgend
worden gemonteerd.
Schoorsteendoorvoer
Gebruik bij het ontwerp van een schoorsteendoorvoer de
volgende schematisch weergave:
5
4
A
3
2
10
C
D
B
olieverwarmingsapparaat IDE 20 / IDE 30 / IDE 50 / IDE 60 / IDE 80
Wanddoorvoer
Gebruik bij het ontwerp van een wanddoorvoer de volgende
schematisch weergave:
E
3
Nr.
Aanduiding
A
min. 2 m
B
min. 3 m
C
Zo kort mogelijk
D
≥ Ø 120 mm / 150 mm 4
E
min. 1 m
1
6
C
5
D
B
A
Nr.
Aanduiding
1
Schoorsteenaansluiting
2
Reinigingsopening met
explosiebeveiligingsklep
3
Buitenwand
Schoorsteen – binnen
min. 20 x 20 cm
5
Wanddoorvoer met
pijpkniestuk min. 5°
6
Trekversterker H-vormig
1
NL