Lucht/water-warmtepomp 6 kW
6
Montage / aansluiting
6.1 Montage koudemiddel- en
elektrische leiding
De koudemiddelleidingen en de elektrische leidingen voor de
verbinding van de binneneenheid met de buiteneenheid moe-
ten apart als accessoire worden besteld.
Om de verbindingsleidingen aan te leggen wanddoorvoeren op
een geschikte plaats maken. De wanddoorvoer moet afhanke-
lijk van de lokale omstandigheden worden beschermd tegen
binnendringend water.
De wanddoorvoeren moeten na afloop van de aanlegwerk-
zaamheden weer goed worden afgesloten. (voor aansluiting
van de elektrische leiding siehe Kap. 6.6 auf S. 14 en voor aan-
sluiting koudemiddelleiding siehe Kap. 6.7 auf S. 17).
6.2 Condenswaterafvoer
Het bij het gebruik ontstane condenswater dient vorstvrij te
worden afgevoerd. De buiteneenheid moet waterpas staan
zodat het water goed kan weglopen.
De condenswaterbak biedt verschillende mogelijkheden voor
de condenswaterafvoer.
Fundering met grind. De infiltratie moet min. 1,5 l per kW
verwarmingsvermogen per dag en de diameter van de af-
voerbuis moet min. 50 mm bedragen.
Lozing in een vuilwater-, regenwater- of afwateringskanaal
Als de condenswaterafvoer zo wordt geïnstalleerd dat er vorst-
gevaar bestaat, moet hij tegen bevriezing worden beveiligd met
een condensafvoerverwarming, die als speciaal accessoire ver-
krijgbaar is.
Deze wordt in de buiteneenheid parallel aan de sproeierringver-
warming (E4) aangesloten.
LET OP!
De vorstgrens kan per klimaatregio verschillen. De voorschrif-
ten van de betreffende landen moeten in acht worden geno-
men.
6.3 Aansluiting aan
verwarmingszijde
Voordat de warmtepomp aan de verwarmingszijde wordt aan-
gesloten, moet de verwarmingsinstallatie worden gespoeld om
eventueel aanwezig vuil, resten afdichtingsmateriaal en derge-
lijke te verwijderen. Wanneer zich in de condensor resten opho-
pen, kan dit tot totale uitval van de warmtepomp leiden.
Om onderhoud aan de ingebouwde componenten van de ver-
warmingskring beter te kunnen uitvoeren, moet vlak vóór en na
de binneneenheid een ontluchtings- en afsluitmogelijkheden
worden aangebracht.
3
5
www.glendimplex.de
3
DOK4x HOIAO WxDNL · FD 9912
Nadat de installatie aan de verwarmingszijde is uitgevoerd,
moet de verwarmingsinstallatie worden gevuld, ontlucht en af-
geperst.
Daarbij moet ervoor worden gezorgd dat alle verwarmingskrin-
gen en afsluiters zijn geopend en dat het driewegomschakel-
ventiel in de verwarmingsmodus staat (pos. 1 toestand bij leve-
ring). De verwarmingsinstallatie via de vul- en aftapkraan (pos.
2) vullen tot de installatiedruk (ca. 1,5 bar) is bereikt. Er moet
een geschikte vulslang met manometer worden gebruikt. Daar-
bij alle aansluitingen en de complete verwarmingsinstallatie
controleren op lekkages. De ontluchting van de verwarmingsin-
stallatie moet op het hoogste punt worden uitgevoerd (pos. 3
bijv. radiator, warmtepompaansluiting).
Nadat hier de volledige lucht is ontsnapt, moet de binneneen-
heid worden ontlucht aan de ventielen van de elektrische hulp-
verwarming (pos. 4) en sanitairwaterwarmtewisselaar (pos. 5),
tot ook hier het verwarmingswater er zonder bellen uit komt.
Als er spanning op staat, kan het omschakelventiel om beter te
ontluchten op de bedieningseenheid (user interface) op het in-
stallateursniveau onder controlefuncties worden heen en weer
geschakeld tussen verwarmingsmodus en sanitairwatermodus.
Ten slotte vul- en aftapkraan sluiten, installatiedruk controleren
en indien nodig bijvullen.
Bij het vullen van de installatie moet op het volgende worden
gelet:
onbehandeld vul- en suppletiewater moet van drinkwa-
terkwaliteit zijn
(kleurloos, helder, zonder afzettingen)
het vul- en suppletiewater moet zijn gefilterd (poriënwijdte
max. 5 µm).
Kalksteenvorming in warmwaterverwarmingsinstallaties kan
niet worden voorkomen, maar is in installaties met aanvoertem-
peraturen onder 60 °C verwaarloosbaar gering. Bij hogetempe-
ratuurwarmtepompen en vooral bij bivalente installaties met
groot vermogen (combinatie warmtepomp + ketel) kunnen ook
aanvoertemperaturen van 60 °C en meer worden bereikt.
Daarom moet het vul- en suppletiewater volgens VDI 2035 -
blad 1 aan de volgende richtwaarden voldoen. De waarden van
de totale hardheid kunnen in de tabel teruggevonden worden.
Nederlands
11