Onderhoud na 50 uur
Na elke 50 bedrijfsuren
(vaker onder stoffige of vuile
omstandigheden):
■
Verwijder het cilinderdeksel en rein-
ig het. Verwijder alle vuil en gruis
van de koelribben van de cilinder.
■
Smeer het drijfwerk. Verwijder
hiervoor eerst als volgt het drijfwerk
uit de buitenas:
PAS OP!
Verwijder de D-vulring niet van de klem
van het drijfwerk! De vulring voorkomt
beschadiging bij het te vast aandraaien
van de knevelbout van de as.
.
Draai de knevelbout van het
drijfwerk los.
2.
Verwijder de indexbout uit het
drijfwerk.
3.
Schuif het drijfwerk uit de as.
Klembeugel
van drijfwerk
Index-
bout
Smeernippel
Pomp met behulp van een vetspuit
ongeveer 0 gram smeervet op
lithiumbasis in de smeernippel tot
het oude vet uit het drijfwerk wordt
geperst. Dit is zichtbaar in de holte van
de buitenas. Verwijder overtollig vet en
plaats het drijfwerk weer op de buitenas.
Langdurig opslaan
Als de machine gedurende 30 dagen of
langer niet gebruikt zal worden, moeten de
volgende procedures worden uitgevoerd
alvorens de machine op te bergen:
■
Reinig uitwendige delen grondig.
■
Tap eventuele overgebleven bladolie
uit de olietank af.
■
Sla de machine op in een schone,
stofvrije ruimte.
■
Smeer het drijfwerk.
■
Breng de beschermkap over het
snijblad aan.
Ketting slijpen
Wanneer de zaagranden van de
kettingzaagtanden bot worden, kunnen
deze worden geslepen met enkele slagen
van een vijl.
Controleer bovendien of de ketting correct
is afgesteld (vaker bij een nieuwe ketting).
De ketting moet strak zitten maar vrij
kunnen bewegen.
Slijpinstructies
BELANGRIJK!
Vijl alle zaagtanden met dezelfde hoek en
diepte! Door ongelijkmatig vijlen kan de
zaag gaan trillen of ongelijkmatig zagen!
.
Gebruik een ronde vijl van 4,5 mm en slijp
alle zaagtanden in een hoek van 30°. Zorg
ervoor dat een vijfde (20%) van de vijldi-
ameter altijd boven de bovenste schakel
van de zaagtand wordt gehouden.
OPMERKING:
Gebruik een vijlgeleider, zoals Oregon®
ond.nr. 3692 of gelijkwaardig, om
gelijkmatige vijlhoeken te verkrijgen.
2.
Wanneer alle zaagtanden zijn gevijld,
meet u de hoogte van elke zaagtand
met een dieptesteller (Oregon®
ond.nr. 06738 of gelijkwaardig).
3.
Indien nodig verlaagt u de dieptestel-
lers tot een hoogte van 0,508 mm.
Gebruik een platte vijl (Oregon®
ond.nr. 22 of gelijkwaardig).
4.
Nadat alle dieptestellers op elkaar zijn
afgestemd, gebruikt u een platte vijl
om elke zaagtand af te ronden naar de
oorspronkelijke curve en hoek.