6.2 Condensaansluiting
Door de dauwpuntonderschrijding bij het register
ontstaat condens tijdens koelbedrijf. Onder het
register bevindt zich een opvangbak, die moet
worden verbonden met een afvoer.
n
De in het gebouw gemonteerde condensleiding
moet gelegd worden met een verval van mini-
maal 2 %. Monteer eventueel dampdiffusie-
dichte isolatie.
n
Breng de condensleiding van het apparaat vrij
in de afloopleiding. Wordt condens afgevoerd
naar een afvoerleiding, plaats dan een sifon als
geurafsluiter.
n
Bij bedrijf van het apparaat bij een buitentem-
peratuur van minder dan 0 °C, moet worden
gezorgd voor een vorstvrije plaatsing van de
condensleiding. Monteer eventueel een lintver-
warming langs de leiding.
n
Na het leggen controleren op een vrije afvoer
van het condens en zorgen voor een perma-
nente lekdichtheid.
AANWIJZING!
De niet gebruikte aansluiting van de conden-
sopvangbak moet absoluut permanent gesloten
worden (kap o.i.d.).
A
1
B
1
Afb. 15: Condensaansluiting
A: zonder klepmodulegroep
B: met klepmodulegroep
1: Condensaansluiting
6.3 Controle op lekkages
Na het maken van alle aansluitingen wordt de lek-
test uitgevoerd.
1.
De installatie twee keer doorspoelen met lei-
dingwater.
2.
Reinig de inzetzeef van de vuilvanger.
3.
Vul de installatie opnieuw met water en ont-
lucht het apparaat via de handmatige ont-
luchtingsventielen.
4.
Regel de testdruk op min. 200 kPa (2,0 bar).
5.
Controleer alle tot stand gebrachte verbin-
dingen na een periode van min. 24 uur op
waterlekkages. Zijn lekkages zichtbaar, is de
verbinding niet correct uitgevoerd. Draai de
schroefverbindingen strakker aan of maak
een nieuwe verbinding.
6.
Na een succesvolle controle op lekkages bij
glycol-watermengsels de overdruk uit de
mediumleidingen ontlasten of de stationaire
druk aanpassen aan de benodigde installa-
tiedruk.
25