5 Druk op
.
Gevolg: De instelling is klaar. knippert.
4.4
Helderheid van het scherm van de
binnenunit instellen
1 Houd
minstens 2 seconden ingedrukt als u de instelling wilt
veranderen.
Gevolg: De helderheid verandert als volgt: hoog, laag, uit.
4.5
Voeding inschakelen
1 Zet de stroomschakelaar aan.
Gevolg: De klep van de binnenunit gaat open en dicht om de
referentiepositie in te stellen.
5
Functie
5.1
Werkingsgebied
Gebruik het systeem binnen de volgende temperatuur- en
vochtgehaltewaarden om een veilige en efficiënte werking te
verzekeren.
In combinatie met buitenunit RZAG
Buitentemperatuur
–20~52°C droge
Binnentemperatuur
17~38°C droge bol
12~28°C natte bol
Binnenvochtigheid
(a)
Een beveiliging kan het systeem stilleggen als de unit buiten het
bedrijfsbereik wordt gebruikt.
(b)
Condensatie en druppelend water kunnen voorkomen als de unit
buiten het bedrijfsbereik wordt gebruikt.
In combinatie met buitenunits: RXM71R, 2MXM, 3MXM, 4MXM,
5MXM
Buitentemperatuur
–10~46°C droge
Binnentemperatuur
18~37°C droge bol
14~28°C natte bol
Binnenvochtigheid
(a)
Een beveiliging kan het systeem stilleggen als de unit buiten het
bedrijfsbereik wordt gebruikt.
(b)
Condensatie en druppelend water kunnen voorkomen als de unit
buiten het bedrijfsbereik wordt gebruikt.
In combinatie met andere buitenunits
Buitentemperatuur
–10~50°C droge
CTXM15+FTXM20~42R5V1B + CTXM15+FTXM20~71R2V1B
Daikin kamerairconditioner
3P485919-11S – 2020.06
(a)
Koelen en
Verwarmen
(a)(b)
drogen
–20~24°C droge
bol
bol
–21~18°C natte bol
10~27°C droge bol
(b)
≤80%
—
(a)
Koelen en
Verwarmen
(a)(b)
drogen
–15~24°C droge
bol
bol
–15~18°C natte bol
10~30°C droge bol
(b)
≤80%
—
(a)
Koelen en
Verwarmen
(a)(b)
drogen
–20~24°C droge
bol
bol
–21~18°C natte bol
In combinatie met andere buitenunits
Binnentemperatuur
18~37°C droge bol
14~28°C natte bol
Binnenvochtigheid
(a)
Een beveiliging kan het systeem stilleggen als de unit buiten het
bedrijfsbereik wordt gebruikt.
(b)
Condensatie en druppelend water kunnen voorkomen als de unit
buiten het bedrijfsbereik wordt gebruikt.
5.2
Bedrijfsstand en
temperatuurinstelpunt
Wanneer. Stel de bedrijfsstand van het systeem in en stel de
temperatuur in wanneer u wil:
▪ Een kamer verwarmen of koelen
▪ Lucht in een kamer blazen zonder te verwarmen of te koelen
▪ De vochtigheidsgraad in een kamer verlagen
Wat. De werking van het systeem verschilt naar gelang van de
selectie van de gebruiker.
INFORMATIE
Bedrijfsstanden: koelen, drogen en automatisch zijn
NIET beschikbaar op de versie voro alleen verwarmen
van het product.
Instelling
Het systeem koelt of verwarmt een
Automatisch
kamer tot op het temperatuurinstelpunt.
Het schakelt indien nodig automatisch
om tussen koelen en verwarmen.
Het systeem verlaagt de vochtigheid in
Drogen
een kamer.
Het systeem verwarmt een kamer tot op
Verwarmen
het temperatuurinstelpunt.
Het systeem koelt een kamer tot op het
Koelen
temperatuurinstelpunt.
Het systeem regelt alleen de
Ventilator
luchtstroom (luchtstroomsnelheid en
uitblaasrichting).
Het systeem regelt de temperatuur
NIET.
Bijkomende informatie:
▪ Buitentemperatuur. Het koel- of verwarmingsvermogen van het
systeem neemt af bij een te hoge, respectievelijk te lage
buitentemperatuur.
▪ Ontdooien. Bij het verwarmen kan er ijs worden gevormd op de
buitenunit, waardoor het verwarmingsvermogen afneemt. In dat
geval schakelt het systeem automatisch over naar ontdooien om
het ijs te verwijderen. Bij het ontdooien blaast de binnenunit
GEEN warme lucht uit.
5 Functie
(a)
Koelen en
Verwarmen
(a)(b)
drogen
10~30°C droge bol
(b)
≤80%
—
Beschrijving
Gebruiksaanwijzing
7