.
Programmerings-
Onderdeel-
onderdeel
nummer
Overschrijven PIN-
122
code installateur
ingeschakeld
Autotransfer
123
programmeringssleutel
Zone-alarm verificatie
124
Drempel toegestane
125
zone- activaties
Uitlooptijd
126
Inloopvertraging
127
Herstart uitlooptijd
128
Uigeschakeld direct na
129
inschakelen
ingeschakeld
Standaard
= Landspecifieke standaard. Selecteer dit programmeringsonderdeel om een bijgewerkte
standaard te horen.
Bosch Security Systems | 8/06 | F01U025116B
Easy Series | Installatiehandleiding | 4.0
Beschrijving (bereik)
0 = Overschrijven uitgeschakeld
1 = Overschrijven ingeschakeld
Om de PIN-code van de installateur te overschrijven, maakt u een
kortsluiting op de soldeerkussens gedurende ongeveer ongeveer 5
seconden (zie hieronder).
5 s
Neem de telefoon op om te luisteren naar opties van het
installateurmenu.
0 = Installateur moet de programmeringsleutel van het
installateurmenu activeren.
1 = Programmeringssleutel verzendt of ontvangt automatisch
opgeslagen programmeringsgegevens.
Zie sectie 4.5 Programmeringssleutel op pagina 55 voor meer
informatie.
Bepaalt het vereiste alarmverificatieniveau per zone voordat het een
inbraakalarmsituatie genereert.
0 = Geen
Zone genereert een alarm zodra de situatie is gedetecteerd.
1 = Cross zone
Om een alarm te veroorzaken moeten twee of meer "cross
zones" geactiveerd worden binnen de ingestelde tijd in
Onderdeelnummer 134 Expertprogrammering (zie pagina 40).
"Cross zone" ingeschakeld moet gelijk zijn aan 1 voor ten minste
twee zones binnenshuis of perimeter. Zie sectie 4.3.5
Onderdelen zoneprogrammering op pagina 47.
2 = Bedreigingsanalyse op basis van informatie
Beschermingsniveaus, zonetypes, zonesituaties, en timing van
systeemgebeurtenissen worden gebruikt om een potentiële
bedreiging vast te stellen. Overschrijdt de bedreiging een
bepaalde drempel, dan stuurt het systeem een geverifieerd
alarmrapport.
3 = Bevestigde alarmen
Door de initiële ingangsdeur te openen worden alle middelen
voor alarmbevestiging uitgeschakeld.
4 = Bevestigde alarmen
Gebruik een badge, afstandsbediening of sleutel van een
sleutelschakelaar om het systeem uit te schakelen.
Bepaalt het maximum aantal geactiveerde zones die uitgeschakeld
zijn terwijl het systeem aan staat.
Voer in hoeveel tijd de gebruiker heeft om het pand te verlaten
voordat het systeem aan gaat (45 tot 255 sec.)
Voer in hoeveel tijd de gebruiker heeft om het gebouw binnen te
komen en het systeem uit te zetten voordat een alarmsituatie ontstaat
(30 tot 255 sec.)
0 = Gebruiker kan de uitlooptijdtimer niet resetten.
1 = Gebruiker kan één keer de uitlooptijdtimer resetten terwijl het
systeem aan staat. Als het systeem in de uitlooptijd staat en een
perimeterzone wordt eerst overtreden, vervolgens hersteld en
dan opnieuw overtreden, dan wordt de uitlooptijd timer gereset.
0 = Rapport recent afsluiten niet verzonden.
1 = Rapport uitgeschakeld direct na inschakelen wordt binnen twee
minuten na aanzetten van het systeem verzonden.
Programmeren
Invoer
1
1
0
3
60
30
1
1
39