De veiligheidsriemen controleren
1. Controleer de veiligheidsriemen aan de voor- en
achterzijde van het product.
2. Controleer de schroeven en moeren op de
veiligheidsriemen.
3. Vervang beschadigde veiligheidsriemen.
4. Vervang beschadigde moeren en schroeven.
5. Haal loszittende schroeven en moeren aan.
Het motoroliepeil controleren
1. Verwijder de olietankdop en peilstok.
2. Veeg de olie van de peilstok.
3. Steek de peilstok volledig terug in de olietank.
4. Verwijder de peilstok.
5. Controleer het oliepeil op de peilstok.
6. Als het oliepeil laag is, vult u bij met motorolie en
controleert u het oliepeil opnieuw. Zie
gegevens op pagina 22 of de motorhandleiding
voor het juiste type olie.
De motorolie verversen en het oliefilter
vervangen
Als de motor koud is, moet u de motor starten en 1-2
minuten laten draaien voordat u de motorolie aftapt.
Hierdoor wordt de motorolie warm en is deze
gemakkelijker af te tappen.
WAARSCHUWING: Motorolie is nog erg
heet direct nadat de motor stopt. Laat de
motor afkoelen voordat u de motorolie
aftapt. Als u motorolie morst op uw huid,
was die dan af met water en zeep.
1364 - 001 - 25.03.2020
1. Plaats een opvangbak van voldoende grootte onder
de aftapplug voor de motorolie. Zie
gegevens op pagina 22 voor de hoeveelheid
motorolie voor uw productmodel.
2. Haal de olieafvoerslang uit de opbergstand bij de
motor.
3. Verwijder de olieaftapplug (A) en verwijder de
eindplug van de olieafvoerslang (B).
a) LP 6505:
b) LP 7505:
4. Breng de olieafvoerslang aan en laat de olie in de
opvangbak lopen.
Technische
a) LP 6505:
B
A
B
A
Technische
15