Hoofdstuk 10: Camera-instelling
Beeldinstellingen
Met deze functie kunt u de beeldinstellingen van elk afzonderlijk camerakanaal
wijzigen.
Het kan zijn dat u het camerabeeld moet aanpassen, afhankelijk van de achtergrond
van de locatie, om de beste beeldkwaliteit te verkrijgen.
U kunt de helderheid, het contrast, de verzadiging en de tint handmatig wijzigen.
Opmerking: deze opties kunnen ook worden gewijzigd met de knop beeldinstellingen
op de werkbalk van de live-weergave (zie "Werkbalk voor live-weergave" op
pagina 34).
U past als volgt de beeldinstellingen aan:
1. Klik in de menuwerkbalk op
2. Selecteer bij
Camera
3. Onder
Image Setting (Beeldinstelling)
4. Pas de waarden voor helderheid, contrast, verzadiging, scherpte en tint aan door de
schuifbalken te verslepen.
Klik op de knop
terug te zetten.
5. Selecteer hoe u de camera het beeld wilt laten draaien. Er zijn twee draaifuncties:
Roteren inschakelen
Spiegelmodus
Opmerking: dit is alleen beschikbaar voor de camera's die deze functie
ondersteunen.
6. Klik op
Apply (Toepassen)
(Afsluiten)
om terug te keren naar de live-weergave.
Bewegingsdetectie
Met het bewegingsdetectiemenu kunt u de bewegingsdetectie voor elke camera in- of
uitschakelen, bewegingsrasters maken, de gevoeligheid van de bewegingsdetectie
instellen en de bewegingsdetectie aan een specifieke actie koppelen.
84
Camera Setup (Camera-instelling)
de gewenste camera.
Default (Standaard)
U kunt het beeld 270° draaien
In een verticaal beeld, zoals een gang of hal, wordt het beeld
getoond met een verticale (hoog) in plaats van horizontale format
(breed). Het videobeeld heeft een 9:16-beeldverhouding.
U kunt het camerabeeld op drie manieren spiegelen:
Links-rechts Het beeld horizontaal spiegelen.
Omhoog-omlaag: het beeld verticaal spiegelen.
Middelpunt Zowel horizontaal als verticaal spiegelen.
om de instellingen op te slaan en vervolgens op
is alleen Custom (Aangepast) beschikbaar.
om de standaard waarden voor beeldinstelling
>
Image
(Beeld).
TruVision NVR 11 Gebruikershandleiding
Exit