29-BEVEILIGINGEN
DE VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN
Het toestel is met de volgende veiligheidsvoorzieningen uitgerust:
TEMPERATUURSONDE ROOKGASSEN
Meet de temperatuur van de rookgassen en geeft signaal om het product te starten of te stoppen wanneer de temperatuur van de
rookgassen onder de vooraf ingestelde waarde daalt.
TEMPERATUURSONDE PELLETRESERVOIR
Als de temperatuur de ingestelde veiligheidswaarde overschrijdt, wordt de werking van het toestel onmiddellijk gestopt; om opnieuw te
starten moet men wachten tot het toestel is afgekoeld.
ELEKTRISCHE BEVEILIGING
Het product wordt door een hoofdzekering beveiligd tegen sterke stroomschommelingen. Deze zekering bevindt zich in het
voedingspaneeltje aan de achterkant. Er bevinden zich bovendien andere zekeringen voor de beveiliging van de elektronische kaarten
op deze kaarten.
BREUK VAN DE ROOKVENTILATOR
Als de ventilator stopt met werken, blokkeert de elektronische kaart zo snel mogelijk de toevoer van pellets en wordt het alarm
weergegeven.
BREUK VAN DE REDUCTIEMOTOR
Als de reductiemotor stilvalt, gaat het toestel uit en wordt het betreffende alarm gesignaleerd.
TIJDELIJKE STROOMONDERBREKING
Als zich tijdens de werking een stroomonderbreking voordoet, zal het toestel wanneer de stroom weer wordt ingeschakeld eerst over naar
afkoeling en wordt daarna automatisch opnieuw ingeschakeld.
GEEN ONTSTEKING
Als tijdens de inschakeling geen vlam ontstaat, gaat het toestel in alarm.
HET IS VERBODEN DE VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN ONKLAAR TE MAKEN.
Pas nadat de oorzaak van de inwerkingtreding van het veiligheidssysteem verholpen is, kan het product weer ingeschakeld worden zodat
de automatische werking van de sonde wordt hersteld. Om te weten welke storing zich voordeed, moet deze handleiding geraadpleegd
worden; voor ieder alarmbericht dat door het toestel wordt weergegeven, wordt uitgelegd hoe gehandeld moet worden om het probleem
te verhelpen.
42