10.4
10.4 Melder
10.4
10.4
Meldertest
Melder
Melder
test
test
test
Rookmelder
Rookmelder
Rookmelder
Rookmelder
1. Schakel de testmodus voor de lus in.
2. Plaats meldertester RE6 op de melderkop.
3. Laat wat testgas vrijkomen.
4. Verwijder de meldertester.
5. Controleer of het alarm werd getriggerd. De
alarmindicator knippert.
6. Wacht tot de alarmindicator uit is.
7. Stel de lus in op bedrijf in de normale modus.
Warmtemelder
Warmtemelder
Warmtemelder
Warmtemelder
1. Schakel de testmodus voor de lus in.
2. Plaats meldertester RE6T op de melderkop
en schakel de verwarmingsinstallatie in.
3. Verwijder de meldertester.
4. Controleer of het alarm werd getriggerd. De
alarmindicator knippert.
5. Wacht tot de alarmindicator uit is.
6. Stel de lus in op bedrijf in de normale modus.
Handbrandmelder
Handbrandmelder
Handbrandmelder
Handbrandmelder
1. Schakel de testmodus voor de lus in.
2. Steek de testsleutel erin of open het deurtje,
afhankelijk van het type handbrandmelder, om het
element te activeren.
3. Controleer of het alarm werd getriggerd. De
alarmindicator knippert.
4. Verwijder de testsleutel of sluit het deurtje.
5. Wacht tot de alarmindicator uit is.
6. Stel de lus in op bedrijf in de normale modus.
Printer
Printer
Printer
Printer
1. 1. 1. 1. Doe een printertest en controleer de afdruk op leesbaarheid en correct
afdrukken.
2. 2. 2. 2. Controleer of de gebeurtenissen correct afgedrukt worden.
10.5 Voltooiing van de werkzaamheden
10.5
10.5
10.5
Voltooiing van de werkzaamheden
Voltooiing van de werkzaamheden
Voltooiing van de werkzaamheden
1. Activeer een proefalarm via de systeemoperator met doormelding.
2. Wijzig alle 'UIT' status in 'AAN'.
3. Laat de revisie door de systeemeigenaar bevestigen.
Onderhoud
Onderhoud
Onderhoud
Onderhoud
10
10
10
10
Meldertest
113 | 129