12. WERKING EN TECHNISCHE GEGEVENS
12.1 Werking van het toestel
Figuur 12.1
Principe werking van de AQUASOL 4 standaard
Aansturing
Als de regeling constateert dat de collectortemperatuur
(34) minimaal 10
o
C (dit is het inschakelverschil) hoger is
dan de boilervattemperatuur (42), en de boilervattempe-
ratuur (155) minder is dan 65
(32) inschakelen. De pomp zal eerst 150 seconden op
maximaal toerental draaien, waarna de pomp overgaat
op laag toerental. Het laagstandstoerental ligt tussen de
20% en de 45% aansturing en is afhankelijk van het
temperatuurverschil tussen de collectortemperatuur (34)
en de boilervattemperatuur (42).
Gelijktijdig met het inschakelen van de collectorpomp
schakelt de zonneboilerpomp (130) in op een vast
toerental van 14% aansturing.
De collectorpomp (32) schakelt uit als de collector-
temperatuur (34) minder is dan de boilervattemperatuur
(42) + 3,5
o
C, of als de boilervattemperatuur (42) meer is
dan 70
o
C.
De zonneboilerpomp (130) loopt nu nog 120 sec. en
schakelt dan uit.
Als beide pompen in werking zijn wordt dit weergegeven
door een knipperende punt rechtsonder.
Als alleen de zonneboilerpomp (130) werkt wordt dit
weergegeven door een knipperende punt tussen de
beide cijfers.
Temperatuurweergave
Op het display (zie figuur 1.1) wordt 4 seconden lang de
bedrijfsstatus weergegeven, gevolgd door 8 seconden de
de temperatuur van de bovenste sensor (155). Hierna
volgt weer 4 sec. de bedrijfsstatus, enz.
24
o
C, zal de collectorpomp
Nummer
Artikel
1
montage set
(stoel, muurstrip en opsluitbeugel)
8
warm tapwater naar naverwarmer
9
koudtapwater inlaat
12
warm tapwater van terugloopunit
13
koud tapwater naar terugloopunit
32
collectorpomp
34
collector-sensor
42
onderste zonneboiler-sensor
101
besturingsprint
130
zonneboilerpomp
155
bovenste zonneboiler-sensor
180
tapwatervat
194
Warmtewisselaar in terugloopvat
195
terugloopvat
Tapwaterstroom
Vers tapwater stroomt bij (9) het tapwatervat (180)
binnen, en verlaat het tapwatervat (180) weer bij (8),
naar de naverwarmer. Bij (13) wordt het tapwater door
de zonneboilerpomp (130) uit het tapwatervat (180)
gezogen en naar de warmtewisselaar (194) in het
terugloopvat (195) getransporteerd. Tijdens de passage
door de warmtewisselaar (194) neemt het tapwater de
warmte van het collectorwater over. Het tapwater verlaat
nu het terugloopvat (195) en komt bij (12) weer terug in
het tapwatervat (180). De uitstroming van het tapwater is
horizontaal, waardoor opmenging met de warme kop
van het tapwatervat (180) tot een minimum beperkt blijft.
Zonneboilervloeistof stroom
Als de collectorpomp (32) wordt aangestuurd, wordt de
zonneboilervloeistof door de collectorpomp (32) uit het
terugloopvat (195) gezogen en via de collectorretour-
leiding naar de zonnecollector getransporteerd. De
zonnecollector zet het ingevangen zonlicht om in bruik-
bare warmte. Deze warmte wordt overgedragen aan de
passerende zonneboilervloeistof. Via de collector-
aanvoerleiding komt de opgewarmde zonneboilervloei-
stof terug in het terugloopvat (195).
Vorstbeveiliging
Als de collectortemperatuur (34) 3
het inschakelverschil met 15K (van ca.10K naar ca.25K)
verhoogd. Zodra de collectortemperatuur boven de 3
stijgt wordt het verhoogde inschakelverschil nog 24 uur
aangehouden.
o
C of minder is wordt
o
C