8.4 Ophangen van de terugloopunit van
de AQUASOL 4 LB-90-ET
De terugloopunit wordt met de bijgeleverde bevestigings
set aan de muur of tegen het dakbeschot bevestigd.
Indien, bij plaatsing tegen het dakbeschot, niet bekend is
of het dakbeschot stevig genoeg is voor het dragen van
de terugloopunit, plaats dan altijd eerst de bevestigings-
plaat tegen het dakbeschot en dan pas de terugloopunit
op de bevestigingsplaat.
Plaatsing tegen het dakbeschot;
Ga als volgt te werk:
1. Bepaal aan de hand van figuur 8.6 waar de unit tegen
het dakbeschot moet komen. Houdt hierbij rekening
met de vrije ruimte rondom de terugloopunit en de
afstand tussen het doorvoergat voor de collector-
leidingen,
2. Als de zonnecollector al geplaatst is; bevestig de
collectorslangen tijdelijk boven op de terugloopunit.
Plaats de terugloopunit zo tegen de bevestigingsplaat
dat de slangen een vrije afloop hebben naar de
terugloopunit.
Als de zonnecollector nog niet geplaatst is; houdt 200
tot 250 mm ruimte aan tussen het hart van het door-
voergat en de bovenkant van de terugloopunit (zie fig.
8.6),
LET OP!
De buizen moeten onder afschot naar de
terugloopunit gemonteerd worden.
De buizen mogen niet geknikt worden.
3. Verwijder het voorste manteldeel,
4. Schroef de terugloopunit vast met de voor-
gemonteerde schroeven,
5. Plaats het voorste manteldeel terug.
Figuur 8.6
Positionering van de terugloopunit tegen dakbeschot.
14
Plaatsing tegen de muur;
Ga volgt te werk:
1. Bepaal aan de hand van figuur 8.7 waar de boorgaten
moeten komen, en teken deze af op de muur,
Figuur 8.7
Positionering van de boorgaten.
2. Boor de gaten ø6 mm, ca. 40 mm diep,
3. Plaats pluggen (niet bijgeleverd),
4. Verwijder het voorste manteldeel,
5. Bevestig de terugloopunit met de voorgemonteerde
schroeven tegen de muur,
6. Plaats het voorste manteldeel terug.