5 0 0
Afb. 9
Aanbevolen minimale afstanden (mm)
5.2
Toestel opstellen
▶ Verwijder het folie en buitenste verpakking.
▶ Til het toestel van de pallet en plaats het op de sokkel.
▶ Lijn het toestel uit op de opstellingsplaats door de hoogte
van de voeten aan te passen.
▶ Waarborg de correcte positionering van alle temperatuur-
sensoren.
Afb. 10
Temperatuursensor (lamellen van de verdamper +
aanzuiglucht)
Compress 4000 DW – 6 720 820 289 (2018/07)
90°
4 0 0
6720820684-05.2V
6720820684-06.1V
Voor een optimaal bedrijf van de installatie
en de condensafvoer moet het toestel verti-
caal zijn uitgelijnd. De helling (alleen moge-
lijk in de richting van de condensafvoer) mag
niet groter zijn dan 1°.
OPMERKING: Beschadiging van de buiten-
mantel!
▶ Toestellen die op de voeten staan mogen
geen grotere hellinghoek hebben dan
20°.
5.3
Aansluiten luchtleidingen
De lucht kan in de opstellingsruimte, een andere ruimte of van
buiten worden aangezogen. Installeer in de beide laatste geval-
len luchtaanzuigleidingen.
Gebruik, om het maximale toestelvermogen
te waarborgen en condensatie op de buiten-
wanden van de leidingen te vermijden, ther-
misch en akoestisch geïsoleerde leidingen.
Let bij de keuze van de ruimte voor de luchtaansluiting op de
gemiddelde luchttemperatuur en de benodigde luchtcapaciteit
( tab. 3). Installeer de luchtaanzuig- en -uitlaatleidingen
(Ø 160 mm) zo recht mogelijk teneinde de luchtweerstand te
minimaliseren.
De lengte (L
) van de luchtaanzuig- en de luchtuitlaatleidingen
eq
mogen de volgende lengten niet overschrijden:
•
35 m bij ventilatorstand SP2
Luchtaanzuiging
Leiding van 0,5 m
Leiding van 1 m
Leiding van 2 m
Slang 10 m
Bocht 45°
Bocht 90°
Slangbocht 90°
Weerbeschermings-
rooster
Uitgang dak
Tabel 6
Installatie
Luchtuitlaat
(IN)
(OUT)
L
eq
0,5 m
1,0 m
2,0 m
19,0 m
0,7 m
1,4 m
1,6 m
4 m
8 m
11 m
21 m
19