Bedieningshandleiding
Veiligheidsvergrendeling
4.
Elektrische aansluiting
4.1
Algemene opmerkingen betreffende de elektrische
aansluiting
De elektrische aansluiting mag uitsluitend in spanningsloze
toestand door gemachtigd en gekwalificeerd personeel
uitgevoerd worden.
De voedingsspanning van de veiligheidsvergrendeling moet met een
beveiliging tegen permanente overspanning uitgerust zijn. Daarom
moeten gestabiliseerde PELV units gebruikt worden.
De veiligheidsuitgangen kunnen rechtstreeks in het veiligheidscircuit
van de besturing gebruikt worden. Voor toepassingen tot PL e /
categorie 4 volgens EN ISO 13849-1 moeten de veiligheidsuitgangen
van de veiligheidsvergrendeling(en) op een veiligheidsmodule van
dezelfde categorie aangesloten worden(Zie aansluitvoorbeelden).
Inductieve verbruikers (externe relais enz.) moeten via een aangepaste
schakeling ontstoord worden.
Eisen voor de navolgend geschakelde veiligheidsmodule:
• Tweekanalige veiligheidsingang, geschikt voor 2 p-schakelende
halfgeleideruitgangen,
Configuratie veiligheidsbesturing
Bij aansluiting van de veiligheidsschakelcomponent aan
elektronische veiligheidsmodules raden wij aan, een
tijdsvertraging van 100 ms in te stellen.
De veiligheidsingangen van de veiligheidsmodule moeten
een testimpuls van ca.1 ms kunnen maskeren.
De veiligheidsmodule moet niet met een dwarssluitdetectie
uitgerust zijn; een eventueel aanwezige dwarssluitdetectie
moet uitgeschakeld worden.
Meer informatie voor het kiezen van geschikte
veiligheidsmodules vindt u in de Schmersal catalogi of in de
online catalogus: www.schmersal.net
Als de component op relais of niet-veilige besturingscomponenten
aangesloten wordt, is een nieuwe risicoanalyse vereist.
Kabel
De kabelinvoer gebeurt via een metrische wartel M 20. Deze moet
door de gebruiker passend voor de gebruikte kabel gedimensioneerd
worden. De gebruikte kabelwartels moeten over een trekontlasting en
een geschikte IP beschermgraad beschikken.
40
De maximale lengte van de aan te sluiten kabel bedraagt 200 m
(voor ST 2 M12 stekker ongeveer 20 m afhankelijk van de gebruikte
kabeldoorsnede bij een bedrijfsstroom van 0,5 A). De maximum
aansluitdoorsnede bedraagt 1,5 mm² inclusief adereindhulzen. Voor
het aansluiten moet de kabel 40+5 mm gestript en 5 mm uitgedreven
worden. De gemonteerde brug -24V, X1, X2 is inbegrepen in de
levering van ...-1P2PW en ...-SD2P.
Accessoires voor de serieschakeling
Voor een comfortabele bekabeling en serieschakeling van
SD componenten zijn de SD-verdelers PFB-SD-4M12-SD
(variant in gesloten behuizing voor gebruik ter plaatse)
en PDM-SD-4CC-SD (variant voor installatie op DIN rail
in de schakelkast) en een uitgebreid gamma accessoires
verkrijgbaar. Gedetailleerde informatie vindt u op het Internet
onder www.schmersal.net
5
NL
5.
Werkprincipes en Codering
5.1
Aansturing van de magneet
Bij de ruststroomversie van de AZM 201 is de veiligheidsvergrendeling
ontgrendeld bij een bedrijfsmatige "set" van het IN signaal (= 24V). Bij
de arbeidsstroomversie van de AZM 201 is de veiligheidsvergrendeling
vergrendeld bij een bedrijfsmatige "set" van het IN signaal (= 24V).
5.2
Werkingsprincipe van de veiligheidsuitgangen:
Bij de standaardversie AZM 201 leidt het ontgrendelen
van de veiligheidsvergrendeling tot de uitschakeling van
de veiligheidsuitgangen. Zolang de bediensleutel in de
veiligheidsvergrendeling AZM 201 ingevoerd blijft, kan de ontgrendelde
beschermvoorziening opnieuw vergrendeld worden; in dat geval
worden de veiligheidsuitgangen opnieuw ingeschakeld.
De veiligheidsdeur hoeft daarbij niet geopend te worden.
Bij de B-variante AZM 201B veroorzaakt het openen van de
beschermvoorziening de uitschakeling van de veiligheidsuitgangen.
5.3
Bediensleutel aanleren / bediensleuteldetectie
Veiligheidsvergrendelingen met standaardcodering zijn bij levering
klaar voor gebruik.
Individueel gecodeerde veiligheidsvergrendelingen en bediensleutels
worden volgens de onderstaande procedures aan elkaar aangeleerd:
1. Veiligheidsvergrendeling uitschakelen en opnieuw onder spanning
zetten.
2. Bediensleutel in het detectiebereik brengen. De leerprocedure wordt
aan de veiligheidsvergrendeling gesignaleerd, de groene LED is
uitgeschakeld, de rode LED brandt, de gele LED knippert (1 Hz).
3. Na 10 seconden geven korte knipperimpulsen (5 Hz) aan dat de
bedrijfsspanning van de veiligheidsschakelaar uitgeschakeld moet
worden. (Wordt de spanning niet binnen 5 minuten uitgeschakeld,
dan breekt de veiligheidsvergrendeling de leerprocedure af en
knippert hij 5 maal rood om een foutieve bediensleutel te signaleren).
4. Zodra de bedrijfsspanning opnieuw ingeschakeld wordt, moet
de bediensleutel opnieuw gedetecteerd worden om de geleerde
bediensleutelcode te activeren. De geactiveerde code wordt op die
manier definitief opgeslagen.
Bij besteloptie -I1 is de uitgevoerde toewijzing van
veiligheidsvergrendeling en bediensleutel onomkeerbaar.
Bij besteloptie -I2 kan de procedure voor het aanleren van een nieuwe
bediensleutel onbegrensd herhaald worden. Bij het aanleren van een
nieuwe bediensleutel wordt de op dat ogenblik actieve code ongeldig.
Daarnaast garandeert een vrijgaveblokkering van 10 minuten een
verhoogde beveiliging tegen manipulatie. De groene LED knippert
tot de tijd van de vrijgaveblokkering verstreken is en de nieuwe
bediensleutel gedetecteerd is. In geval van een spanningsonderbreking
tijdens het verstrijken van de tijd, begint de manipulatiebeveiligingstijd
van 10 minuten vanaf nul opnieuw te lopen.
AZM201
5