Bedieningshandleiding
Veiligheidsvergrendeling
De aansturing van de veiligheidsvergrendeling moet extern
met de OSSD vrijgave vergeleken worden; Als zich hier
een uitschakeling door een ongebruikelijke ontgrendeling
voordoet, wordt dit door de externe diagnose gedekt. Als zich
hier een uitschakeling door een ongebruikelijke ontgrendeling
voordoet, wordt dit door de externe diagnose gedekt.
Als in een toepassing de veiligheidsvergrendeling met
ruststroomprincipe niet kan gebruikt worden, kan voor
dit uitzonderingsgeval een veiligheidsvergrendeling met
arbeidsstroomprincipe gebruikt worden, mits bijkomende
veiligheidsmaatregelen getroffen worden, die voor een
gelijkwaardig veiligheidsniveau zorgen.
De veiligheidsclassificatie van de arrêteerfunctie heeft
betrekking op de component veiligheidsvergrendeling AZM
binnen de volledige installatie.
De klant moet verdere maatregelen, zoals een veilige
aansturing en een veilige kabelplaatsing met het oog op de
uitsluiting van fouten voorzien.
Als zich een storing voordoet, waaruit het ontgrendelen
van de arrêteerfunctie voortvloeit, wordt dit door
de veiligheidsvergrendeling herkend en worden de
veiligheidsuitgangen Y1/Y2 veilig uitgeschakeld. Door het
optreden van een dergelijke storing zou de veiligheidsdeur
onmiddellijk en eenmalig geopend kunnen worden voordat
de veilige toestand van de machine bereikt wordt. Het
systeemgedrag van categorie 2 laat toe, dat tussen de
tests het optreden van een storing tot het verlies van
de veiligheidsfunctie kan leiden en het verlies van de
veiligheidsfunctie door de test herkend wordt.
3.
Montage
3.1
Algemene montage-instructies
Neem ook de opmerkingen van de normen ISO 12100,
ISO 14119 en ISO 14120 in acht.
De veiligheidsvergrendeling is voorzien van twee bevestigingsgaten
voor M6 schroeven met onderlegring (onderlegringen worden
meegeleverd). De veiligheidsvergrendeling mag niet als aanslag
gebruikt worden. De plaats van montage is willekeurig. Het
binnendringen van vuil in de gebruikte openingen moet echter
vermeden worden. De niet-gebruikte opening van de bediensleutel
moet met de stofkap (inbegrepen in de levering) afgedicht worden.
Minimumafstand tussen twee veiligheidsvergrendelingen
of andere systemen met dezelfde frequentie (125 kHz): 100 mm.
Montage veiligheidsvergrendeling en bediensleutel
Zie bedieningshandleiding van de bediensleutel in kwestie
De bediensleutels moeten via geschikte maatregelen
(gebruik van eenwegschroeven, lijmen, uitboren van de
schroefkoppen, borgen met pennen) onlosmakelijk aan
de beschermvoorziening bevestigd worden en tegen
verschuiven beveiligd worden.
4
3.2
Hulpontgrendeling
Voor het opstellen van de machine kan de veiligheidsvergrendeling
spanningsloos ontgrendeld worden. Na het openen van de
kunststofklep "A" (zie afbeelding "Afmetingen"), wordt de blokkeerpen
in ontgrendelpositie gebracht door de driekantsleutel in wijzerszin
te draaien. De normale functie wordt pas hersteld nadat de
driekantsleutel terug in zijn uitgangspositie gedraaid is. Opgelet: niet
over het blokkeerpunt heen draaien! Na de inwerkingstelling moet de
hulpontgrendeling met de kunststofklep "A" afgesloten worden en met
het meegeleverde zegel verzegeld worden.
Component gebruiksklaar
3.3
Afmetingen
Alle maten in mm.
3,3
3,3
5
5
A
GN
GN
RD
RD
YE
YL
B
M20x1,5
40
40
Legende
A: Hulpontgrendeling
B: kabelingang
3.4
Ombouwkit Noodontgrendeling/Paniekontgrendeling
De ombouwkit dient voor de latere functie-uitbreiding van de
veiligheidsvergrendeling.
Noodontgrendeling
Paniekontgrendeling
NL
AZM201
Component niet gebruiksklaar
50
50
±
20 1
20
1
±
M12
Benaming
Bestelnummer
RF-AZM200-N
103003543
RF-AZM200-T
103004966
ST3
M23