De meeste storingen en problemen die bij het dagelijks gebruik kunnen voor-
komen, kunt u zelf verhelpen. In heel wat gevallen bespaart u tijd en kosten omdat
u dan geen beroep hoeft te doen op de Technische Dienst.
De volgende tabellen kunnen een leidraad zijn om de oorzaken van een bepaalde
storing te vinden en weg te nemen. Let echter op het volgende:
,
Reparaties aan elektrische toestellen mag u enkel en alleen door een er-
kend vakman laten uitvoeren. Door ondeskundig uitgevoerde herstellingen
kunnen er niet te onderschatten risico's voor de gebruiker ontstaan.
Probleem
U kunt de
strijkautomaat niet in-
schakelen.
Het wasgoed wordt on-
gelijkmatig in het toe-
stel getrokken.
Het wasgoed wordt on-
gelijkmatig in de ma-
chine getrokken.
Er komen kreukels in
het wasgoed.
De strijkdoek is erg
vuil.
De strijkzool daalt niet
neer.
Er is geen stoom.
Het controlelampje Q
(stoom) gaat uit tijdens
het strijken.
Mogelijke oorzaak
De strijkautomaat
krijgt geen stroom.
De strijkdoek is vuil. Was de strijkdoek op 60 °C.
Kalkaanslag of
stijfselresten op de
strijkzool.
De strijkzool is vuil
(kalkaanslag).
Aanslag
De noodontgrende-
ling is gebruikt.
De
strijkzooltemperatuur
is te laag om te
strijken met stoom.
Wat gedaan als ...
Oplossing
Controleer of
- de stekker wel in het stopcon-
tact zit.
- de zekering in orde is.
Die kunt u met in de handel ver-
krijgbare afwas- en schoon-
maakmiddelen verwijderen.
Reinig de strijkzool met in de
handel verkrijgbare afwas- en
schoonmaakmiddelen.
Was de strijkdoek op 60 °C.
Druk de noodontgrendeling om-
laag (zie ook "Stroomuitval").
Zet de temperatuurregelaar op
ßßß en wacht tot het controle-
lampje aangaat.
35