Proline Prowirl R
7
Regelklep
8
Twee meetinstrumenten in serie waarbij DN ≤ 25 (1"): direct flens op flens
9
Twee meetinstrumenten in een rij waarbij DN ≥ 40 (1½"): voor afmetingen, zie grafiek
• Indien er verschillende flowverstoringen aanwezig zijn, moet de langste
gespecificeerde inlooplengte worden aangehouden.
• Indien de benodigde inlooplengten niet kunnen worden aangehouden, is het mogelijk
een speciaal ontworpen stromingsgelijkrichter te installeren → 17.
Voor meer informatie over de correctie van de inlooplengte en de natte stoom detectie,
zie de speciale documentatie voor het instrument
De afmetingen en installatielengten van het instrument vindt u in het document
"Technische Informatie", het hoofdstuk "Mechanische constructie".
Stromingsgelijkrichter
Indien de rechte inlooplengten niet kunnen worden gerealiseerd, wordt het gebruik van een
stromingsgelijkrichter geadviseerd.
De stromingsgelijkrichter wordt gemonteerd tussen twee leidingflenzen en gecentreerd door
de montagebouten. Over het algemeen wordt hiermee de inlooplengte tot 10 × DN
gereduceerd met behoud van nauwkeurigheid.
1
Stromingsgelijkrichter
Het drukverlies over de stromingsgelijkrichter wordt als volgt berekend: ∆ p [mbar] = 0,0085 ⋅
ρ [kg/m
3
] ⋅ v
2
[m/s]
Voorbeeld voor stoom
p = 10 bar abs.
t = 240 °C → ρ = 4,39 kg/m
v = 40 m/s
∆ p = 0,0085 ⋅ 4,394,39 ⋅ 40
Endress+Hauser
2
×
DN
1
3
2
= 59,7 mbar
8
×
DN
5
×
DN
Voorbeeld voor H
3
ρ = 965 kg/m
v = 2,5 m/s
∆ p = 0,0085 ⋅ 965 ⋅ 2,5
O condensaat (80 °C)
2
2
= 51,3 mbar
Installatie
A0019208
17