⁄
• Zie de bladzijde in de volgende tabel voor informatie
over de methoden voor wijziging met het displaytype
als u de informatie met het displaytype wilt wijzigen.
Displaytype
A
Grafisch 1
11
Status 2
11
Tekst 3
—
Boven 4
—
Midden 5
—
Onder 6
—
Tekst 7
—
Displaytype A/Displaytype B
Statusinstelling
Bepaal of de status Aan of Uit van verschillende
functies moet worden weergegegeven op
displaytype A/B.
1
Activeer de statusinstelfunctie
Selecteer "DISP" > "STATUS" met de regelknop.
Zie <Functiebesturingsmodus> (blz. 10) voor de
bediening.
2
Kies het statusdisplay
Draai aan de regelknop.
3
Sluit de statusinstelfunctie af
Druk de regelknop in.
B
C
D
E
11
—
—
—
11
—
—
—
12
—
—
—
—
12
12
—
—
12
12
—
—
12
12
—
—
—
—
12
Displaytype A/Displaytype B
Keuze van grafisch display
Wijzigen van het grafisch display.
1
Activeer de keuzefunctie voor grafisch display
Selecteer "DISP" > "GRAPH" met de regelknop.
Zie <Functiebesturingsmodus> (blz. 10) voor de
bediening.
2
Kies het grafisch display
Draai aan de regelknop of druk deze naar links
of rechts.
Maak een keuze uit de volgende displays:
Grafisch display
Film 1 – 2
Achtergrond 1 – 6
Achtergrond scannen
3
Sluit de keuzefunctie voor grafisch display af
Druk de regelknop in.
⁄
• Deze functie kan worden ingesteld wanneer "TYPE
SELECT [A]"/ "TYPE SELECT [B]" is gekozen als
displayfunctie.
Display
"SCAN"
11
|
Nederlands