Bedieningselementen en functies
Projector
1.
Focusring
Hiermee past u de scherpstelling van het
geprojecteerde beeld aan. Zie
beeldformaat en de helderheid fijn
afstellen" op pagina 30
2.
TEMP (Waarschuwingslampje
temperatuur)
Licht rood op als de temperatuur van de
projector te hoog wordt. Zie
op pagina 57
3.
POWER (Power-lampje)
Brandt of knippert als de projector wordt
gebruikt. Zie
voor details.
4.
Stroom
De projector in- of uitschakelen.
Zie
"Opstarten" op pagina 25
"De projector uitschakelen" op pagina 41
voor details.
5.
Links/BLANK
Hiermee kunt u de schermafbeelding
verbergen. Druk op een willekeurige knop
op de projector of op de
afstandsbediening om het beeld opnieuw
weer te geven. Zie
op pagina 38
12
Inleiding
"Het
voor details.
"Indicatoren"
voor details.
"Indicatoren" op pagina 57
en
"Het beeld verbergen"
voor details.
1
2
3
4
5
6
7
6.
MENU/Exit
Hiermee schakelt u het schermmenu
(OSD) in.
Hiermee gaat u terug naar het vorige
schermmenu (OSD), sluit u het menu en
slaat u de menu-instellingen op.
Zie
"De menu's gebruiken" op pagina 45
voor details.
7.
MODE/Enter
Afhankelijk van het geselecteerde
ingangssignaal wordt er een beschikbare
beeldinstellingsstand geselecteerd.
Zie
"Een beeldmodus selecteren" op
pagina 33
voor details.
Hiermee opent u het geselecteerde menu-
item in het schermmenu. Zie
gebruiken" op pagina 45
8.
Keystone/pijltoetsen (
/
Omlaag)
Hiermee corrigeert u handmatig de
vervormde beelden die door de
projectiehoek worden veroorzaakt.
Zie
"Keystone corrigeren" op pagina 31
voor details.
9.
LAMP (Waarschuwingslampje lamp)
Geeft de lampstatus aan. Brandt of
knippert als er een probleem is met de
lamp. Zie
"Indicatoren" op pagina 57
details.
8
9
10
11
12
8
"De menu's
voor details.
/ Omhoog,
voor