Vochtmeter CMG 100
De condensatie van
waterdamp
Omdat bij de verwarming van
lucht het opnamevermogen van de
maximaal mogelijke hoeveelheid
waterdamp groter wordt, maar de
aanwezige hoeveelheid waterdamp
gelijk blijft, leidt dit tot een daling
van de relatieve luchtvochtigheid.
Daarentegen wordt bij afkoeling
van de lucht het opnamevermogen
van de maximaal mogelijke
hoeveelheid waterdamp kleiner,
de hoeveelheid waterdamp in de
lucht blijft gelijk en de relatieve
luchtvochtigheid stijgt.
Als de temperatuur verder daalt,
wordt het opnamevermogen van
de maximaal mogelijke hoeveelheid
waterdamp tot zover verminderd,
tot ze gelijk is aan de hoeveelheid
waterdamp in de lucht.
Deze temperatuur noemt men
dauwpunttemperatuur. Wordt
de lucht afgekoeld tot onder de
dauwpunttemperatuur, dan is de
hoeveelheid waterdamp groter dan
de maximaal mogelijke hoeveelheid
waterdamp.
Waterdamp wordt afgegeven.
Deze condenseert tot water, er wordt
vochtigheid onttrokken aan de lucht.
Voorbeelden voor het condenseren
zijn beslagen ramen in de winter of
het beslaan van een koude fles.
Hoe hoger de
relatieve vochtigheid van de
lucht is, des te hoger ligt ook de
dauwpunttemperatuur, die des te
makkelijker kan worden gepasseerd.
De condensatiewarmte
De energie die door de condensator
aan de lucht wordt afgegeven, is
samengesteld uit:
1. De hoeveelheid waterdamp die
daarvoor in de verdamper is
onttrokken.
2. De elektrische aandrijfenergie.
3. De condensatiewarmte die
vrijgekomen is door het
condenseren van de waterdamp.
Bij de verandering van de vloeibare
in de gasvormige toestand moet
energie worden toegevoerd.
Deze energie wordt aangeduid
als verdampingswarmte.
Zij veroorzaakt geen
temperatuursverhoging maar
is alleen noodzakelijk voor de
verandering van vloeibaar naar
gasvormig. Omgekeerd komt
bij het vloeibaar maken van gas
energie vrij, die aangeduid wordt als
condensatiewarmte.
De hoeveelheid energie
van verdampings- en
condensatiewarmte is gelijk.
Deze bedraagt voor water:
2250 kJ/kg (4,18 kJ = 1kcal)
Dit maakt duidelijk dat door de
condensatie van de waterdamp een
relatief grote hoeveelheid energie
vrijkomt.
Als de vochtigheid die men wil
condenseren niet door verdamping
in de ruimte zelf, maar van
buiten komt, bijv. door ventilatie,
draagt de hierbij vrijgekomen
condensatiewarmte bij aan de
verwarming van de ruimte. In het
geval van droging vindt dus een
kringloop van de warmte-energie
plaats, die bij de verdamping wordt
verbruikt en bij de condensatie
vrijkomt. Bij de ontvochtiging
van toegevoerde lucht wordt een
groter aandeel warmte-energie
gecreëerd, die tot uitdrukking komt
als temperatuurverhoging.
De tijd die voor de uitdroging
nodig is, is in de regel niet alleen
afhankelijk van de prestatie van
het apparaat, maar deze wordt
veel meer bepaald door de
snelheid, waarmee het materiaal
of de delen van het gebouw hun
vochtigheid afgeven.
13