NL
7.1
Voor het in bedrijf nemen
Waarschuwing: wanneer het toestel zonder
water in gebruik wordt genomen, wordt het
onherstelbaar beschadigd!
B Gebruik het toestel niet zonder CV-water.
B Bereken de voordruk van het externe expansievat in
op de statische hoogte van de verwarmingsinstallatie.
B Open de radiator kranen.
B Open de servicekranen koud water (pos. 15).
B Open een warmwaterkraan tot er water uit de kraan
komt.
B Open de Servicekranen (pos. 14 en pos. 18), verwar-
mingssyteem tot 1 - 2 bar vullen en vulkraan sluiten.
B Ontlucht de radiatoren.
B Vul de verwarmingsinstallatie opnieuw 1 tot 2 bar.
B Open de automatische ontluchter (pos. 8) voor het
verwarmingscircuit (open laten).
B Controleren of de gassoort overeenkomt met de gas-
soort op het typeplaatje.
B Open de Gaskraan (pos. 16).
7.2
Toestel in- en uitschakelen
Inschakelen
B Schakel het toestel met de aan/uit-knop in.
Het display toont de toevoertemperatuur van het ver-
warmingswater.
Fig. 52
Toestel uitschakelen
B Schakel het toestel met de aan/uit-knop uit.
B Als het toestel langer buiten bedrijf moet worden ge-
steld: Neem de vorstbeveiliging in acht
(
hoofdstuk 7.8).
Copyright (optional information)
7.3
Verwarming inschakelen
De aanvoertemperatuur kan tussen 45 °C en 82 °C wor-
den ingesteld.
Bij vloerverwarmingen de maximaal toelaat-
bare aanvoertemperaturen aanhouden.
Bij vloerverwarmingen een by-pass gebrui-
ken, om condensren in het verwarmingstoe-
stel te voorkomen.
B De maximale aanvoertemperatuur met de aanvoer-
temperatuurregelaar
aanpassen:
– Vloerverwarming, bijv. stand 2 (ca. 50 °C)
– Lagetemperatuurverwarming: stand 5 (ca. 73 °C)
– Verwarming voor aanvoertemperatuur tot 82°C:
stand max
3
2
1
Fig. 53
Wanneer de brander in bedrijf is, brandt de controle-
lamp groen.
Positie
Aanvoertemperatuur
1
ca. 45 °C
2
ca. 50 °C
3
ca. 58°C
4
ca. 65 °C
5
ca. 73 °C
6
ca. 80 °C
max
ca. 82 °C
Tabel 27
Inbedrijfname | 39
op de verwarmingsinstallatie
reset
4
3
4
e
5
2
6
1
6
max
max
6 720 614 833-30.1O
6 720 613 184 (2012/03)