Functies
Inleiding
Bedieningen
Inleiding
De hier beschreven functies
beschikken niet over verschillende
instellingen. Deze functies lopen
automatisch en hebben toch een
invloed op de installatie. Daarom kan
het erg nuttig zijn om de effecten en
processen te beschrijven, omdat op
die manier fouten kunnen worden
opgelost, een betere planning kan
worden ontwikkeld en de installatie
beter kan worden onderhouden.
Bedieningen
De afstandsbedieningen
beschikken over drie bedieningen
die op verschillende manieren de
effectieve instelwaarde van de
aanvoertemperatuur vormen.
Dit zijn:
-
Weersafhankelijke bediening
-
Weersafhankelijke bediening met
invloed van van ruimte-
temperatuur
-
Afstandsbediening
Belangrijke informatie
Indien er geen externe sensor is
aangesloten en de de ruimtesensor
van QAA 73 uitvalt, wordt een fout-
melding aangemaakt.
De afstandsbediening schakelt dan
over naar de noodmodus
"zonder sensor" en vormt de instel-
waarde van de aanvoertemperatuur op
basis van de huidige instelwaarde van
de ruimtetemperatuur en een
vaste buitentemperatuur van 0°C.
Weersafhankelijke bediening
Omschrijving
Deze bediening heeft als doel de
afkoeling van het gebouw via de
aanvoertemperatuur te compenseren.
Hoe kouder het buiten is, des te
sneller koelt het gebouw af en des te
meer warmte moet de verwarmings-
kring produceren om de warmte op
peil te houden. Voor deze bediening
moet de verwarmingscurve correct
ingesteld zijn. De afstandsbediening
krijgt namelijk geen feedback van het
interieur of de geleverde hoeveelheid
warmte beantwoordt aan de noden
van de gebruiker.
40
Vereisten
De invloed van de ruimtetemperatuur
op lijn 75 moet op "Geen"
staan. Bovendien moet er zeker een
sensor zijn aangesloten.
Weersafhankelijke bediening met
invloed van ruimtetemperatuur
Omschrijving
Deze bediening biedt in vergelijking
met de gewone weersafhankelijke
bediening aanzienlijk meer comfort,
want met de invloed van de ruimte-
temperatuur krijgt de afstandsbediening
feedback van het interieur.
Vereisten
De invloed van de de afstands-
bediening op lijn 75 moet op de
gewenste verwarmingskringen
geactiveerd zijn. Bovendien moet er
zeker een sensor zijn aangesloten.
Invloed van ruimtetemperatuur
De invloed van de ruimtetemperatuur
werkt in op de instelwaarde van de
ruimtetemperatuur.
De afwijking tussen de instelwaarde en
de werkelijke waarde van de
ruimtetemperatuur wordt ver-
menigvuldigd met de correctiefactor
KORR/2 en in tegenovergestelde
richting van de afwijking opgeteld bij
de instelwaarde van de ruimte-
temperatuur. De invloed van de
ruimtetemperatuur geldt:
-
bij een afwijking tussen de
instelwaarde en de werkelijke
waarde van de ruimtetemperatuur
bij automatische of manuele
omschakeling op een hogere of
lagere instelwaarde van de
ruimtetemperatuur
Interieurbediening
Omschrijving
Bij de echte afstandsbediening wordt
een PID-regelalgoritme geactiveerd.
Dit is de beste bedieningswijze
wanneer enkel de ruimte-
temperatuur als referentiepunt kan
gebruikt worden. Het gekozen regel-
algoritme houdt zowel rekening met
de huidige werkelijke waarde van de
ruimtetemperatuur als ook met
de huidige stijging ervan (gradiënt).
Het P-gedeelte wordt via de
bedieningsafwijking, het D-gedeelte
uit de gradiënt van de ruimte-
temperatuur gevormd. Het I-gedeelte
(integrator) vermijdt mogelijk blijvende
afwijkingen tussen instelwaarde en
werkelijke waarde.
Vereisten
De invloed van de ruimte-
temperatuur op lijn 75 moet op de
gewenste verwarmingskringen
geactiveerd zijn. Bovendien mag er
geen sensor zijn aangesloten.
Effect
De aanvoer- en zodoende ook de
ruimtetemperatuur wordt
geregeld op basis van de huidige
ruimtetemperatuur en het huidige
verloop ervan. Een lichte stijging van
de ruimtetemperatuur zorgt er
bijvoorbeeld voor dat de aanvoer-
temperatuur onmiddellijk afneemt,
ook wanneer er op dat ogenblik geen
sprake is van een afwijking tussen
instelwaarde en werkelijke waarde.
Om blijvende afwijkingen te voor-
komen zorgt het I-gedeelte van de
PID-regeling voor een vrijwel
constante ruimtetemperatuur op
het gewenste niveau.