De sluitertijd instellen
U kunt de sluitertijd instellen op de snelheid die u wilt gebruiken voor
opnamen. De camera stelt de juiste diafragmawaarde in voor de sluitertijd die
u hebt ingesteld.
M staat voor 'Time value' (tijdwaarde).
Beschikbare sluitertijden
15", 13", 10", 8", 6", 5", 4", 3"2, 2"5, 2", 1"6, 1"3, 1", 0"8, 0"6, 0"5, 0"4, 0"3, 1/4, 1/5, 1/6,
1/8, 1/10, 1/13, 1/15, 1/20, 1/25, 1/30, 1/40, 1/50, 1/60, 1/80, 1/100, 1/125, 1/160, 1/200,
1/250, 1/320, 1/400, 1/500, 1/640, 1/800, 1/1000
•
2" geeft 2 seconden aan, 0"3 geeft 0,3 seconde aan en 1/160 geeft 1/160
seconde aan.
•
Afhankelijk van de zoompositie zijn sommige sluitertijden niet beschikbaar.
•
Als u een sluitertijd van 1,3 seconde of meer gebruikt, worden de beelden
bewerkt om ruis te verwijderen na het maken van de opname. Hiervoor
is enige bewerkingstijd nodig, zodat u mogelijk even moet wachten
voordat u de volgende opname kunt maken.
•
Stel [IS modus] in op [Uit] wanneer u een langere sluitertijd gebruikt en
opnamen maakt met een statief
•
Als u een sluitertijd van 1,3 seconde of meer gebruikt, wordt de ISO-
waarde vastgezet op
110
Kies een opnamemodus.
Volg stap 1–2 op
selecteren.
Wijzig de instelling.
Raak [1/125] aan.
Raak de balk aan of sleep deze naar links
of rechts om een sluitertijd te selecteren en
raak vervolgens Ú aan.
Maak de opname.
(p.
175).
.
om M te
p. 66