3
Namen van onderdelen en functies van de
afstandsbediening
Modelnaam afstandsbediening: RBC-ASCU11-E
LCD achtergrondverlichting gaat 15 seconden aan wanneer de afstandsbediening wordt bediend.
Alle indicators worden in het display-voorbeeld hieronder weergegeven.
In werkelijkheid worden alleen de geselecteerde opties weergegeven.
■
Werking
4
3
1
Knop ON/OFF
Schakelt de unit in wanneer erop wordt gedrukt, en schakelt de unit uit wanneer er weer op wordt gedrukt.
2
Knop Instellingen
Zet de insteltemperatuur in de normale stand.
Wijzigt de verschillende instellingen in de stand Bediening, de stand Ventilatorsnelheid of de stand
Windrichting.
3
Knop OFF-timer
De OFF-Timer instellen.
4
Knop Menu
Selecteert de stand Bediening die is geselecteerd, de Ventilatorsnelheid die is geselecteerd of de Windrichting
die is geselecteerd.
Steeds wanneer u op de knop drukt, verandert de indicator als volgt.
• Afhankelijk van de modellen van de binnenmodules wordt de gekozen Ventilatorsnelheid en de gekozen
Windrichting niet getoond.
Normale
Geselecteerde
bedrijfsstand
bedrijfsstand
17-NL
Bedrijfslampje
Licht op tijdens werking.
Knippert wanneer een controle
wordt uitgevoerd of de
veiligheidsvoorziening actief
wordt
2
1
Geselecteerde
Geselecteerde
ventilatorsnelheid
windrichting
– 9 –
■
Indicators
Alle pictogrammen op het display worden voor deze uitleg getoond. Bediening is niet mogelijk wanneer
"SETTING" knippert.
8
7
13
12
14
11
1
Indicator Bedrijfsstand
Geeft aan welke bedrijfstand is geselecteerd.
2
Indicator Centrale bediening
Wordt weergegeven wanneer de airconditioner
centraal wordt bediend en wordt gebruikt met
centrale regeltoestellen, zoals een centrale
afstandsbediening.
Als het gebruik van de afstandsbediening wordt
verhinderd door de centrale bediening, knippert
wanneer de knop ON/OFF, MODE of TEMP
wordt ingedrukt op de afstandsbediening, en de
knoppen werken niet.
(Instellingen die kunnen worden geconfigureerd
op de afstandsbediening variëren afhankelijk van
de stand van de centrale bediening Lees voor
nadere gegevens de Gebruikershandleiding van
de afstandsbediening voor centrale bediening.)
3
Indicator Instellingen
Geeft aan dat het model automatisch wordt
gecontroleerd nadat een onderbreker is
geactiveerd of zich een ander voorval heeft
voorgedaan.
4
Indicator Service
Wordt weergegeven wanneer de
beveiligingsvoorziening werkt of wanneer een
controle wordt uitgevoerd.
5
Indicator Test (Proefdraaien)
Wordt weergegeven tijdens proefdraaien.
6
Indicator Temperatuurinstelling
De geselecteerde temperatuurstand wordt
weergegeven.
7
Indicator Swing (Zwenken)
Wordt weergegeven tijdens het op en neer
bewegen van de lamel.
8
Indicator Lamelstand
Geeft de stand van de lamel aan.
9
1
2
3
4
5
6
10
9
Indicator Lamelvergrendeling
Wordt weergegeven wanneer er een unit is met
vergrendelde lamel.
(Alleen type 4-weg cassette en type Compact
4-weg cassette.)
10
Indicator Ventilatorsnelheid
Geeft de geselecteerde ventilatorsnelheid aan.
Auto
Low
Low +
Med.
Med. +
High
Fix
11
Indicatoren OFF-timer
Wanneer er zich een probleem voordoet, wordt
een controlecode weergegeven.
12
Indicator Voorverwarmen
Wordt weergegeven wanneer de
verwarmingsstand wordt ingeschakeld of de
ontdooicyclus wordt gestart.
Zolang deze aanduiding wordt weergegeven,
werkt de binnenventilator niet of werkt in de
stand Ventileren.
13
Indicator Stand-by
Geeft aan dat het Super Modular Multi System
niet kan koelen als een andere binnenmodule
verwarmt, of niet kan verwarmen als een
andere binnenmodule koelt; en dat de Super
Heat Recovery Multi niet kan verwarmen of
koelen, omdat de buitentemperatuur buiten het
bedrijfsbereik ligt.
14
Indicator sensor afstandsbediening
Wordt weergegeven wanneer de sensor van de
afstandsbediening wordt gebruikt.
15
Weergave berichten
Wordt weergegeven wanneer er een
berichtcode is.
15
18-NL