6
Werking
6
Werking
1. CONTROLE VAN DE KLEP VOORAFGAAND AAN DE WERKING
- Voer lucht toe naar de actuator;
- Geef stroom aan de klep (via de regeleenheid);
- Open en sluit de klep meerdere malen;
- Controleer of de klep correct en regelmatig functioneert.
A = Beweging naar boven van het sluitlichaam
B = Beweging naar onderen van het sluitlichaam
Op enkelwerkende kleppen is slechts één van de hierboven
beschreven aansturingen aanwezig.
LET OP!
Gevaar voor verbrijzeling van de handen. Gedurende de werking
bestaat gevaar voor verbrijzeling in het kleplichaam en in de zone
tussen de actuator en het kleplichaam.
2. DUBBELE FUNCTIE VAN DE KLEPCILINDER:
Afhankelijk van hoe de klepcilinder wordt gedraaid en geïnstalleerd,
werkt deze in normaal open of normaal gesloten modus.
Normaal gesloten
NL-IST-BBZP-0523
Normaal geopend
B
A
17