Bekijk het nieuwe beeld.
5
Druk op de knop <n>. [Nieuw beeld
weergeven?] wordt weergegeven.
Druk op de knoppen <q><r> om [Ja]
te selecteren en druk vervolgens op
de knop <m>.
Het opgeslagen beeld wordt nu
weergegeven.
•
Beelden die zijn opgenomen met een resolutie van [
die in stap 3 zijn opgeslagen als [
•
Beelden kunnen niet worden voorzien van een hogere resolutie.
De helderheid corrigeren (i-Contrast)
Extreem heldere of donkere gebieden (zoals gezichten of achtergronden)
kunnen worden gedetecteerd en automatisch worden aangepast aan de
optimale helderheid. Als het gehele beeld niet genoeg contrast heeft, kan
dat voor het maken van opnamen ook automatisch worden gecorrigeerd,
zodat onderwerpen beter opvallen. Kies uit vier correctieniveaus, en sla het
beeld vervolgens op als een apart bestand.
1
Selecteer [i-Contrast].
Druk op de knop <n> en kies
[i-Contrast] op het tabblad [1]
Selecteer een beeld.
2
Druk op de knoppen <q><r> om een
beeld te kiezen en druk vervolgens op de
knop <m>.
]
(=
37) of
], kunnen niet worden bewerkt.
Foto's
(=
27).
Selecteer een optie.
3
Druk op de knoppen <q><r> om een
optie te selecteren en druk vervolgens
op de knop <m>.
Sla het beeld op als een nieuw
4
beeld en bekijk dit.
Voer de stappen 4-5 in "Het formaat van
beelden wijzigen"
•
Bij sommige beelden kan de correctie onnauwkeurig zijn of kan
korrelige beelden veroorzaken.
•
Beelden zien er wellicht korrelig uit nadat u ze herhaaldelijk hebt
bewerkt met behulp van deze functie.
•
Als met [Auto] niet de verwachte resultaten kunnen worden bereikt, probeert
u de beelden te corrigeren met [Laag], [Middel] of [Hoog].
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
1
(=
70) uit.
van de camera
Smart Auto-
2
modus
Andere
3
opnamemodi
4
P-modus
5
Afspeelmodus
Menu
6
Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
71