Bediening
Zelftest / Auto Power-Off
Bij het eerste inschakelen, ofwel als er nieuwe batterijen worden geplaatst of als de teststaven uit elkaar worden gehouden als het
instrument uit staat, lichten alle optische indicaties (LEDs) kort op en er weerklinkt een signaal. Kort daarna wisselt het instrument
in de doorgangscontrole.
Als hierbij de indicatie van een of meerdere functies uitvalt, dan mag het instrument niet meer worden gebruikt en moet het door
vakpersoneel worden gecontroleerd.
Houd voor de test de teststaven tegen elkaar aan, dit moet kort voor en na de toepassing gebeuren, om te verzekeren dat het in-
strument operationeel is.
Als de LEDs niet of maar zwak oplichten, dan moeten de batterijen worden vervangen.
Als het instrument ook met nieuwe batterijen niet werkt, dan moet het tegen verkeerd gebruik worden beveiligd.
Na enige tijd zonder gebruik schakelt het instrument automatisch uit door de 'Auto Power Off'-functie.
Om het instrument opnieuw in te schakelen/voor een nieuwe zelftest houdt u de teststaven kort tegen elkaar aan.
Gelijkspanning controleren
Bij het aanleggen van de teststaven aan een gelijkspanning binnen het nominale spanningsbereik licht een van de onderste (12 V
+~-) en de daarboven aangebrachte LEDs op, al naargelang de aanliggende spanning. De onderste LEDs geven de polariteit aan
de teststaaf L2 aan ( + resp. - )! Bij overschrijding van de drempelwaarde van ca. 120 V licht bovendien de ELV-LED op en er is
een duidelijke toon te horen. Dit signaleert dat er een levensgevaarlijke spanning aanligt!
De ELV-LED mag niet worden gebruikt voor meetdoeleinden.
Wisselspanning controleren
Bij het aanleggen van de teststaven aan een wisselspanning binnen het nominale spanningsbereik lichten beide onderste (12 V +~-
) en de daarboven aangebrachte LEDs op, al naargelang de aanliggende spanning. Het gelijktijdige oplichten van de onderste
LEDs wijst op wisselspanning ( ~ ). Bij overschrijding van de drempelwaarde van ca. 50 V licht bovendien de ELV-LED op en er is
een duidelijke toon te horen. Dit signaleert dat er een levensgevaarlijke spanning aanligt!
De ELV-LED mag niet worden gebruikt voor meetdoeleinden.
Fasecontrole
Beschermende kleding en isolerende standplaatsen kunnen de werking beïnvloeden!
Raak met de teststaaf 'L2' van het grote handvat een geleider aan. Als er een fase aanligt (pool >100 V AC), min. 100 V~,
licht de '<L'-LED op en er is een signaal te horen!
Voor de bepaling van de fasegeleider kan de waarneembaarheid van de indicatie worden beïnvloed, bijv. door
isolerende inrichtingen ter bescherming tegen direct aanraken, in ongunstige posities, bijvoorbeeld op houten
ladders of isolerende vloerbedekkingen, een niet geaarde spanning of ook bij ongunstige lichtverhoudingen.
Controleer voor de veiligheid tweepolig op spanningsvrijheid.
U kunt ook de fase vaststellen door de buitengeleider tegen de aardgeleider te controleren. Bij de fasegeleider moet de aan-
liggende spanning worden weergegeven.
Houd er rekening mee dat bij deze controle een aanvullende stroom via de aardgeleider vloeit. Deze wordt op-
geteld bij de reeds aanliggende stroom en zou de veiligheidsschakelaar (FI) activeren!
48
®
Testboy
Profi III DUO