– JH(st)H
– A-2Y(L)2Y of A-2YF(L)2Y Telefoongrondleiding, installatie in het
4.0 Inbedrijfstelling / buiten bedrijfstelling
4.1 Algemeen
Elk toestel wordt voor verpakken volledig op veiligheid en juiste werking getest. Hierbij worden o.a.
de gasdruk en CO
afgesteld. Controleer echter altijd de gasvoordruk. Nooit onoordeelkundig aan
2
regelschroeven draaien. Vergeet vooral niet de gebruiker te instrueren over het correct gebruik en
bedienen van het toestel en randapparatuur.
4.2 Controlewerkzaamheden
– Elektrische hoofdschakelaar uitschakelen.
– Ruimtethermostaat op minimum temperatuur instellen.
– Open de gasstop kraan, vervolgens de gasleidingen zorgvuldig ontluchten en controleren op
lekkage. In géén geval open vuur gebruiken! [27]
– Gasstopkraan sluiten.
– Controleer bij GSX of de schoepen in het luchtuitblaasraam in de openstand zijn geplaatst (min.
45º openen).
– Elektrische hoofdschakelaar inschakelen en de ruimtethermostaat op maximumtemperatuur
instellen. De branderautomaat zal na een voorspoeltijd een elektrische vlamboog geven, de
veiligheidsafsluiter van het gascombinatieblok zal openen. Aangezien de gasstopkraan gesloten is,
zal er geen vlam ontstaan. De branderautomaat gaat na 4 ontstekings pogingen van elk ongeveer 5
seconden in storing. Na een wachttijd van ca. 30 seconden kan de automaat ontgrendeld worden
waarna dezelfde cyclus kan worden herhaald.
– Open de gasstopkraan, het toestel zal nu in bedrijf komen.
– Controleer het vlambeeld van de hoofdbrander (duidelijke vlamkern, gelijkmatig branden).
– Controleer bij toestellen met externe ventilator of de maximale opwarming van 30K niet wordt
overschreden.
4.3 Controleer de werking van de ruimtethermostaat
Bij een instelling lager dan de omgevingstemperatuur zullen de brander uitgaan. Bij een instelling
hoger dan de omgevingstemperatuur wordt de brander ontstoken.
4.4 Controle van de voordruk
De gasvoordruk dient op het gasblok te worden gemeten bij een toestel dat in bedrijf is. De
voordruk wordt vermeld op de typeplaat van het toestel. Ter controle kan een meting van de
verbruikte gashoeveelheid [3] via de gasmeter plaatsvinden (alle andere verbruikers tijdelijk
afsluiten).
4.5 Controle werking van het toestel
Controleer tenslotte of de werking van het toestel niet kan worden beïnvloed door andere
toestellen, plaatselijke luchtstromingen, corrosieve of explosieve dampen, enz.
4.6 Afstelling van het gasblok [6]
Elk toestel wordt voor verpakken volledig op werking en veiligheid getest. Hierbij zijn de juiste
verbrandingswaarden afgesteld. Als na controle blijkt dat de CO
de waarden in tabel [3] kunnen deze aangepast worden (afwijking groter dan 0.2%). Nooit
54
Halogeenvrije leidingen, installatie op afstand
buitengebied
/O
niet overeenkomen met
2
2