De flitser inschakelen
U kunt de flitser activeren voor elke opname die u maakt. De werkzame flitsafstand
is ongeveer 30 cm – 3,5 m met een maximale groothoekinstelling (j), en ongeveer
1,0 – 2,0 m met een maximale telelens (i).
Het scherpstelbereik wijzigen (Macro/Oneindig)
Wanneer het moeilijk is om scherp te stellen omdat uw opname zowel onderwerpen
dichtbij als verder weg bevat, kunt u het scherpstelbereik wijzigen voor een
betrouwbare focus.
Scherpstelbereik
e
Circa 1 – 50 cm*
u
Circa 3 m – oneindig
* Bij een maximale groothoekinstelling (j) van de lens.
Bij macro-opnamen kunnen de randen van het beeld donker worden als er wordt
geflitst.
Hoe kan ik betere close-ups maken?
Probeer de camera op een statief te zetten en opnamen te maken met Î, zodat de camera
niet kan bewegen waardoor het beeld onscherp wordt
Voor macro-opnamen wordt e grijs in het gebied in de gele balk onder de zoombalk,
en er wordt niet scherpgesteld.
Selecteer h.
●
Druk eerst op de knop r en druk daarna op de
knoppen qr of draai aan de controleknop Â
om h te selecteren. Druk vervolgens op de
knop m.
Na de instelling verschijnt h op het scherm.
Kies een scherpstelbereik.
Druk eerst op de knop q en gebruik daarna de
●
knoppen qr of draai aan de controleknop Â
om een optie te selecteren. Druk vervolgens
nogmaals op de knop m.
Het pictogram voor de ingestelde modus
verschijnt.
Alleen onderwerpen dichtbij zijn scherp.
Alleen onderwerpen verder weg zijn scherp.
(p.
Beschrijving
82).
75