3.2 Installatieprocedure
LET OP: Om te voorkomen dat de sondetips verbuigen of verdraaien, is het belangrijk dat u de sonde over
de gehele lengte ondersteunt bij het hanteren, vooral als de sonde langer is dan 1 m (39"). Laat de sondetips
niet in het sondelichaam draaien bij het aandraaien van de aansluitingen of de borgmoeren.
-
Bevestig de vier tips op de sonde met de bijgeleverde verlengstukken en borgmoeren.
-
Zorg ervoor dat de verlengstukken volledig op de sondetips geschroefd zijn.
-
Draai de borgmoeren vast.
-
Breng de sondetips op één lijn en zorg ervoor dat ze min of meer even lang zijn, zodat alle tips in een klem
passen.
-
Plaats een klem over het uiteinde van de tips.
-
Gebruik het plastic kapje uit de verpakking of een andere geschikte beschermer, en klop de klem met de vlakke
hand op de sondetips. Als u op deze manier start, kan de tipklem vrij gemakkelijk tijdelijk gepositioneerd worden
door hem over de tips te schuiven.
-
Bevestig de tweede klem stevig op dezelfde manier (zie Figuur 5).
-
Indien gebruikt, monteert u de tweede set verlengstukken, sondetips en nog twee klemmen op dezelfde manier
(zie Figuur 5).
-
Draai de borgmoeren van de aansluitingen vast.
WAARSCHUWING
Als u de borgmoeren van de connectors niet helemaal aandraait, kunnen de tips losraken of eraf vallen.
-
Zorg ervoor dat het water op het eerste vereiste niveau staat. Dit zou, bijvoorbeeld, het laagalarmniveau
kunnen zijn. (Doorgaans zijn de niveaus die door een 4-tips sonde worden gemeten: hoog alarm, pomp uit,
pomp aan en laag alarm).
-
Markeer een metalen staaf met een in water oplosbare viltstift en dompel de ketel onder om de diepte te vinden
van de bovenkant van de bevestigingsflens van de sonde tot het waterniveau. U kunt het niveau ook van een
peilglas nemen.
-
Breng deze waterpas over op de sondetip en meet vanaf de onderkant van het sondelichaam de plaats van
de voorgestelde snede (inkerving met een vijl of ijzerzaag) op de sondetip, 15 mm (0,6") minder dan de
gedompelde lengte - controleer nogmaals voordat u de sonde op lengte snijdt. Zie Figuur 4.
-
Herhaal deze procedure voor de andere tips. De sondetips zijn te herkennen aan gekleurde hulzen.
Bruin
Rood
Plaats de laagste klem(men), zo mogelijk boven het waterniveau. De klem moet alle sondetips ondersteunen, en
minstens 15 mm (0,6") van het uiteinde van de kortste tip(s) verwijderd zijn. De maximumlengte voor een niet-
ondersteunde tip is 250 mm (9,8"). De minimale tiplengte is 75 mm (3") (geen verlengstuk gemonteerd). Zie Figuur 4.
Als op minder dan alle vier de sondetips een sondeklem is aangebracht, snijdt u het ongebruikte deel van de tipklem
af om te voorkomen dat ze aan de bevestigingsflens van de sonde blijft haken wanneer u de sonde voor onderhoud
verwijdert. Zie Figuur 5.
10
Oranje
Tip 1
Tip 2
Geel
LP11-4 Niveausonde
Tip 3
M3
schroefgaten
Tip 4
IM-P693-05-NL EMM-UKn-02
Aarding