OPMERKING: Bij airconditioners van het splitmodel kan één buitentoestel worden gecombineerd met verschillende
types binnentoestellen. De afbeeldingen in deze handleiding zijn uitsluitend bedoeld ter verduidelijking. Uw airconditioner
kan enigszins anders zijn, ondanks dezelfde vorm. De volgende pagina's tonen verschillende soorten binnentoestellen
die kunnen worden gecombineerd met de buitentoestellen.
Gebruikstemperaturen
Gebruik het toestel bij de onderstaande temperaturen voor een veilige en effectieve werking. Het gebruik van de
airconditioner onder andere omstandigheden kan leiden tot slecht of minder efficiënt functioneren.
Kamertemperatuur
Buitentemperatuur
Karakteristieken
•
Bescherming van de airconditioner
Beveiliging compressor
De compressor kan niet worden gestart tot na 3
minuten nadat deze is uitgeschakeld.
•
Anti-koude lucht
verwarming:)
Het toestel blaast geen koude licht uit wanneer het
in de VERWARMINGS-stand staat, zich in een van
de volgende drie situaties bevindt en de ingestelde
temperatuur niet is bereikt.
A. Wanneer de verwarming net is gestart.
B. Tijdens ontdooien.
C. Verwarming bij lage temperatuur.
De binnen- en buitenventilator stopt bij ontdooiing
(alleen modellen met koeling en verwarming).
•
Ontdooien
(alleen modellen met koeling en
verwarming:)
Er kan zich bevriezing voordoen op het buitentoestel
tijdens
een
verwarmingscyclus
buitentemperatuur laag is en de vochtigheid hoog, en
dit kan resulteren in een lagere verwarmingsefficiëntie
van de airconditioner.
In deze omstandigheden stopt de airconditioner met
verwarmen en start het automatische met ontdooien.
De ontdooiingstijd kan variëren van 4 tot 10
minuten, afhankelijk van de buitentemperatuur en de
hoeveelheid vorst op het buitentoestel.
•
Auto-herstart
(sommige modellen)
Bij een stroomstoornis stopt het systeem onmiddellijk.
Zodra de stroomtoevoer is hersteld, zal het lichtje
In Bedrijf op het toestel oplichten. Om het toestel
opnieuw op te starten, drukt u op de knop AAN/UIT
Pag. 8
KOELINGS-stand
17°C - 32°C (63°F - 90°F)
0°C - 50°C (32°F - 122°F)
-15°C - 50°C (5°F - 122°F)
(Voor modellen die ook bij lage
temperatuur koelen)
0°C - 52°C (32°F - 126°F)
(Voor speciale tropenmodellen)
(alleen modellen met koeling en
wanneer
VERWARMINGS-stand
0°C - 30°C (32°F - 86°F)
-15°C - 30ºC (5°F - 86°F)
op de afstandsbediening. Indien het systeem over
een auto-herstart functie beschikt, zal het toestel
dezelfde instellingen kiezen.
•
Er komt witte mist uit het binnentoestel
Er kan witte mist worden gevormd door een groot
temperatuurverschil tussen de luchtinlaat en de
luchtuitlaat in de KOELINGS-stand op plaatsen met
een hoge relatieve vochtigheid.
Er kan een witte mist worden gevormd vanwege
damp dat tijdens het ontdooien is gevormd wanneer
de airconditioner overgaat op de VERWARMINGS-
stand na ontdooien.
•
De airconditioner maakt geluid
U kunt een laag sissend geluid waarnemen wanneer
de compressor in werking is of net in werking is
geweest. Dit is het geluid van het koelmiddel dat
stroomt of stopt te stromen.
U kunt een laag "piepend" geluid waarnemen wanneer
de compressor in werking is of net in werking is
geweest. Dit wordt veroorzaakt door een tijdelijke
de
uitzetting door warmte of samentrekking door kou
van de plastic onderdelen van het toestel wanneer de
temperatuur verandert.
U kunt een geluid waarnemen als de lamelle
teruggaat naar de oorspronkelijke positie nadat het
toestel wordt aangeschakeld.
•
Er komt stof uit het binnentoestel
Dit gebeurt wanneer de airconditioner een tijd niet is
gebruikt of bij het eerste gebruik.
•
Er komt een geur uit het binnentoestel
Dit wordt veroorzaakt door geuren die zijn opgenomen
van bouwmaterialen, meubelen of rook.
DROGEN-stand
17°C - 32°C (50°F - 90°F)
0°C - 50°C (32°F - 122°F)
0°C - 52°C (32°F - 126°F)
(Voor speciale tropenmodellen)