V.
Ontluchters.
W.
Manometer.
X.
Drukverschilregelaar verwarmingssysteem (aanbeveling)
25 kPa, (vervalt bij toepassing Autotemp).
Y.
Motorgestuurde afsluiter voor badkamergroep (vervalt bij
Autotemp).
ww. Tappunten warm water.
kw. Aanvoer koud water.
3.3.9 Autotemp (optioneel)
H.
Autotemp regelaar voor actieve temperatuurregeling
per ruimte.
K.
Ruimtethermostaat type RT voor ruimtetemperatuur
regeling bij Autotemp.
S.
Autotemp verdeler/verzamelaar met motorkleppen.
3.4 Wateraansluitingen
De warmtepomp type WPU heeft 6 wateraansluitingen aan de
bovenzijde. De aansluitingen zijn voorzien van kogelkranen G1˝.
Vanaf de voorzijde gezien zijn de aansluitingen van links naar
rechts:
1.
Retour (van) voorraadvat
2. Aanvoer (naar) voorraadvat
3. Retour (van) cv-afgifte
4. Aanvoer (naar) cv-afgifte
5. Retour (van) bron
6. Aanvoer (naar) bron
De nummers verwijzen naar het schema op bladzijde 17 van deze
handleiding. De warmtepomp is intern voorzien van circulatie-
pompen voor respectievelijk:
Warmtapwatercirculatie:
Cv-watercirculatie:
Bronwatercirculatie:
Leidingwerk
•
Bochten in het leidingwerk dienen bij voorkeur gebogen of
met bochtstukken te worden uitgevoerd.
•
Alle leidingen moeten ontluchtend worden aangelegd.
•
Alle leidingen van het afgiftesysteem en bronsysteem dienen
thermisch geïsoleerd te worden
•
De waterzijdige installatie moet uitgevoerd worden met
non-ferro materialen.
•
De leidingen moet worden uitgevoerd in koper of een ander
gelijkwaardig, non-ferro leidingmateriaal om het risico
op storingen en hoge servicekosten op lange termijn te
vermijden.
Door condensvorming zal roest kunnen ontstaan op ferro
leidingwerk. Bronsystemen zijn over het algemeen niet diffusie-
dicht waardoor roest in het systeem zal ontstaan met nadelige
gevolgen voor de levensduur en prestaties van de warmtepomp.
aansluiting 1-2
aansluiting 3-4
aansluiting 5-6
Indien er in een afgiftesysteem toch ferro materialen zijn
toegepast dient minimaal een magnetietfilter en bij voorkeur
ook een vuilfilter te worden geplaatst om kleppen en andere
componenten van het warmtepomp systeem te beschermen.
Waterkwaliteit
Het verwarmingssysteem en bronsysteem moet met schoon
water worden gevuld.
Waterkwaliteit
Zuurgraad (pH)
IJzergehalte (Fe)
Chloorgehalte (Cl)
Geleidbaarheid
Hardheid
Chemische toevoegingen
Toevoegingen als inhibitors en glycol zijn niet toegestaan zonder
overleg met Itho Daalderop.
Spanningscorrosie
In verband met het risico op spanningscorrosie dient gelet te
worden op:
•
De aanwezigheid van ammoniak in het isolatiemateriaal of
andere agressieve stoffen in de nabijheid van de installatie
•
Condensvorming op de installatie
•
Trekspanning (of restspanning) in de koppelingen/fittingen.
Bij het gebruik van messing knelfittingen bij het installeren
van warmtepompen is dus voorzichtigheid geboden.
Wij adviseren het gebruik van ammo-niakvrije isolatie,
spanningsvrije koppelingen, koperen soldeerfittingen of
bronzen draad/soldeerfittingen welke niet gevoelig zijn voor
spanningscorrosie.
Ontluchters
De leidingen van de bron en cv moeten ontluchtend aangelegd
worden om het risico van obstructie van de circulatie door lucht-
bellen te voorkomen. Hiertoe dienen ontluchtingsvoorzieningen
in het bron- en cv-circuit geplaatst te worden, bij voorkeur in lijn
automatische ontluchters. Deze kunnen gecombineerd worden
met het te plaatsen bronfilter. Bij het plaatsen van ontluchtings-
afsluiters moeten deze geplaatst worden op voldoende grote
luchtverzamel eindstukken (luchtpotten).
Leidingen naar voorraadvat voor warm water 1 en 2
De leidingen van/naar het voorraadvat worden uitgevoerd in
Ø 22 mm uitwendig, koperen leiding, drinkwaterkwaliteit,
voorzien van 13 mm thermische isolatie. Indien het voorraadvat
boven de warmtepomp wordt geplaatst, is het mogelijk deze aan
te sluiten met flexibele leidingen van ¾" geschikt voor drink-
water. In het tapwatervoorraadvatcircuit wordt geen ontluchting
opgenomen. In verband met het ontluchtend aanleggen van de
leidingen verdient het de voorkeur het voorraadvat boven de
WPU te plaatsen.
7–8,5
‹ 0,2 mg/l
‹ 150 mg/l
‹ 125 mS/m
3-12 °dH / 5-22 °fH /
0,53-2,14 mmol/l CaCO3
Niet toegestaan
|
19