Onderhoudsmaatregelen die worden aanbevolen in EN54-14, NEN2654 en andere
toepasselijke voorschriften en wetten van de plaatselijke overheden moeten nageleefd.
5.1 Door de gebruiker
Dagelijks: De centrale moet een normale werking aangeven. Eventuele storingen moeten in
het register worden genoteerd en het onderhoudsbedrijf moet worden
gebeld. Controleer of alle eerder genoteerde storingen werden verholpen.
Maandelijks: Ten minste één handbrandmelder of automatische melder moet geactiveerd
worden om de centrale en de verbonden alarmapparaten te testen. Het valt aan te bevelen elke
maand een andere zone te testen. Eventuele defecten moeten worden genoteerd in het register
en zo snel mogelijk worden verholpen.
Batterijen: De batterijen moeten zo nu en dan worden vervangen, volgens de aanbevelingen
van de fabrikant. De levensduur van een batterij is 4 jaar. Vermijd
dat de batterijen helemaal leeg worden.
Reinigen: De buitenzijde van de centrale moet worden gereinigd met behulp van een vochtige
doek. Gebruik geen oplosmiddelen of vloeistoffen.
5.2 Door het onderhoudsbedrijf
Driemaandelijks:
•
•
•
•
•
•
Jaarlijks:
•
•
•
•
5 O
Controleer de vermeldingen in het register dat ter plaatse wordt bijgehouden en het
logboek van de centrale. Tref, indien nodig, de vereiste corrigerende maatregelen.
Controleer alle accuaansluitingen en de accuspanning.
Controleer in elke zone de brandalarm-, storings- en andere functies van de stuur- en
meldapparatuur.
Inspecteer de stuur- en meldapparatuur om te zien of er sprake is van een eventuele
vochtigheidstoename of enige andere verslechtering.
Controleer of er structurele veranderingen zijn aangebracht die de goede werking van de
detectoren, handbrandmeldpunten of signaalgevers kunnen beïnvloeden.
Elk defect moet worden opgetekend in het register dat ter plaatse wordt bijgehouden en
er moeten zo snel mogelijk corrigerende maatregelen worden genomen.
Plaats de centrale in "Test" en controleer de configuratie van het systeem. Controleer of alle
melders en handbrandmeldpunten werken volgens de aanbevelingen van de fabrikant en
de geprogrammeerde instellingen.
Voer een visuele inspectie van alle apparatuuraansluitingen uit en controleer of deze
goed bevestigd zijn, of ze niet beschadigd en goed beschermd zijn.
Controleer en test alle batterijen.
Elk defect moet worden opgetekend in het register dat ter plaatse wordt bijgehouden en
er moeten zo snel mogelijk corrigerende maatregelen worden genomen.
NDERHOUD