"L" – 2400 baud (low);
"M" – 9600 baud (medium);
"H" – 19200 baud (high).
6) "TYPE" ‐ aansluitingstype spanningsregelaar. De volgende protocoltypes worden weergegeven: ofwel
"BSS" of een van de 12 types van het "LIN" ‐protocol: A1, A2, A3, A4, B1, B2, B3, B4, C3, D1, D2, E1.
7) "OPWINDING" ‐ statorbekrachtigingsniveau (belasting).
8) "ERROR" –fouten in de werking van de spanningsregelaar. Er zijn drie soorten mogelijke fouten:
•
"EL" ‐ elektrische fout;
•
"ME" ‐ mechanische fout;
•
"TM" ‐ thermische fout.
Bij detectie wordt de fout rood gemarkeerd.
9) "TERUG" –diagnostische modus verlaten.
De volgende informatie wordt weergegeven in de testmodus voor een van de alternator types: "SIG",
"RLO", RVC "," C KOR. "," P / D "," C JAP. " is geselecteerd (Afb.8):
Afb. 8. Diagnosevenster van de alternator bij een van de volgende alternator
Typen "SIG", "RLO", RVC "," C KOR. "," P / D "," C JAP. " is geselecteerd.
1) Type van de geteste dynamo.
2) "‐V" en "+ V" knoppen worden gebruikt om de spanning op de spanningsregelaar in te stellen die
wordt weergegeven als "set + numerieke waarde". Elke druk op de knop verandert de spanningswaarde
met 0,2V. De gemeten spanning wordt groen weergegeven onder de ingestelde spanning.
3) "FR" ‐ Veldantwoord.
4) "DFM" ‐ DFM ‐ digitale veldmonitor.
Gebruikers Handleiding – VC05 COM Tester
Nederlands