WERKING
Werkingsmodus selecteren
1
Druk de START/STOP toets in.
Het OPERATION-controlelampje (rood) van de binnenunit gaat branden.
2
De airconditioner begint te werken.
Druk de MODE toets in om de gewenste modus te kiezen.
Bij elke druk op de knop verandert de werkingsmodus in deze volgorde:
AUTO
s
HEAT
Na ca. 3 seconden verschijnt het volledige display opnieuw.
Thermostaat instellen
Druk de SET TEMP. toetsen in.
toets:
Thermostaatinstelling verhogen.
toets:
Thermostaatinstelling verlagen.
Instelbereik thermostaat:
●
AUTO .................................. 18-30
Verwarmen .......................... 16-30
Koelen/Drogen.................... 18-30
Tijdens FAN (ventileren) kan de kamertemperatuur niet worden ingesteld met de
bediening (de temperatuur verschijnt niet op het display).
Na ca. 3 seconden verschijnt het volledige display opnieuw.
De thermostaatinstelling is te beschouwen als richtwaarde en kan licht afwijken
van de werkelijke kamertemperatuur.
Ventilatorsnelheid instellen
Druk de FAN toets in.
Bij elke druk op de toets verandert de ventilatorsnelheid in deze volgorde:
AUTO
HIGH
s
s
Na ca. 3 seconden verschijnt het volledige display opnieuw.
Ingesteld op AUTO:
Heating :
De ventilator zorgt voor een optimale warmeluchtverdeling.
Als de uitblaaslucht van de binnenunit koud is, draait de
ventilator tegen zeer lage snelheid.
Cooling :
Als de kamertemperatuur de thermostaatinstelling benadert,
vermindert de ventilatorsnelheid.
Fan
:
De ventilator draait tegen lage snelheid.
Bij het opstarten van de Heating modus en tijdens de Monitor
functie draait de ventilator tegen zeer lage snelheid.
QUIET functie
Ingesteld op Quiet:
De QUIET functie start. De binnenunit blaast minder krachtig uit voor een stillere
werking.
De QUIET functie kan niet gebruikt worden tijdens de Dry modus. (Dit geldt ook
●
wanneer DRY wordt geselecteerd tijdens AUTO modus).
Tijdens de QUIET functie zal het verwarmings- en koelingsrendement iets lager
●
zijn. Als de ruimte niet voldoende opwarmt/afkoelt moet u de ventilatorsnelheid
aanpassen.
COOL
DRY
s
s
FAN
t
t
C
°
C
°
C
°
MED
LOW
s
s
QUIET
s
Voorbeeld:
Modus COOL (koelen)
Voorbeeld:
Ingesteld op 26°C
Voorbeeld:
Ingesteld op AUTO