3. Plaats de twee uiteinden van de
toevoerslang in een bak en laat het water
uit de slang stromen.
4. Leeg de afvoerpomp. Raadpleeg de
noodafvoerprocedure.
5. Als de afvoerpomp leeg is, installeert u de
toevoerslang opnieuw.
15. PROBLEEMOPLOSSING
WAARSCHUWING!
Raadpleeg de hoofdstukken Veiligheid.
15.1 Alarmcodes en mogelijke storingen
Het apparaat start niet of stopt tijdens de werking. Probeer eerst het probleem zelf op te lossen (zie
tabellen).
WAARSCHUWING!
Voordat je controles uitvoert, moet je de stekker uit het stopcontact trekken.
Bij sommige problemen wordt op de display een alarmcode
weergegeven en kan de Start/Pauze -knop continue knipperen:
Alarmcodes
Het apparaat wordt niet goed ge‐
vuld met water.
De machine pompt geen water
weg.
Zorg ervoor dat de temperatuur hoger is
dan 0°C voordat u het apparaat opnieuw
gebruikt.
De fabrikant is niet verantwoordelijk voor
schade die door lage temperaturen is
veroorzaakt.
Mogelijke oplossing
•
Controleer of de waterkraan geopend is.
•
Controleer of de druk van de watervoorziening niet te laag is. Neem voor
deze informatie contact op met je plaatselijke waterleidingbedrijf.
•
Controleer of de waterkraan niet verstopt is.
•
Controleer of er geen knikken, beschadigingen of bochten in de water‐
toevoerslang aanwezig zijn.
•
Zorg ervoor dat de aansluiting van de watertoevoerslang correct is.
•
Zorg ervoor dat het filter van de toevoerslang en het filter van de klep niet
verstopt zijn. Raadpleeg 'Onderhoud en reiniging'.
•
Controleer of de gootsteenafvoer niet verstopt is.
•
Controleer of de afvoerslang geen knikken of bochten heeft.
•
Zorg ervoor dat het afvoerfilter niet verstopt is. Reinig het filter indien no‐
dig. Raadpleeg 'Onderhoud en reiniging'.
•
Zorg ervoor dat de aansluiting van de afvoerslang correct is.
•
Stel het afvoerprogramma in als je een programma instelt zonder afvoer‐
fase.
•
Stel het afvoerprogramma in als je een optie instelt die eindigt met water
in de kuip.
WAARSCHUWING!
NEDERLANDS
33