4.7 Elektrische aansluitingen
De elektrische aansluitingen moeten door een installateur
tot stand worden gebracht.
De interne aansluitingen van het bedieningspaneel niet
wijzigen.
Voer de elektrische aansluitingen van het apparaat uit volgens:
- de voorschriften van de geldende normen,
- de aanwijzingen van de met het apparaat meegeleverde
elektrische schema's,
- de aanbevelingen in de handleiding.
In acht te nemen normen
De elektrische aansluiting moet voldoen aan de voorschriften van het
algemene reglement betreffende elektrische installaties (RGIE).
4.8 Blokdiagram
Handleiding van het bedieningspaneel
03/09/07 - 300000842-001-B
In acht te nemen regels
- Voorzie het apparaat van stroom door middel van een kring met
een veelpolige netscheiding met een openingsafstand van meer
dan 3 mm.
- Sluit alle kabels aan op de klemmenstroken van het
bedieningspaneel.
Neem de polen die op het klemmenbord zijn aangegeven in
acht : fasegeleider (L), nulgeleider (N) en aardgeleider
Het beschikbare vermogen per uitgang is 450 W (met cos
ϕ
= 0.7) en de startstroom moet lager dan 16A zijn.
Als de belasting één van deze waarden overschrijdt, dan
moet de bediening voorzien worden van een relais
(gemonteerd buiten het bedieningspaneel).
Scheid de voelerkabels van de 230V kabels.
Buiten de verwarmingsketel : Gebruik 2 kabelleidingen met
een tussenafstand van ten minste 10 cm.
Gebruik voor de elektrische aansluitingen 230V de kabels met 3
draden met een doorsnede van 0.75 mm². Voor de verdere
elektrische aansluitingen, kabels met 3 draden en een doorsnede
van 0.75 mm² gebruiken.
De elektrische aansluitingen aanbrengen:
Handleiding van het bedieningspaneel.
Blad met eventuele opties.
GV 140 N BE (Propaan)
.
23