MIC IP fusion 9000i
3.
Horizon
Als de waarden overeenkomen, hebben de gebieden in het camerabeeld een gekleurde
achtergrond.
blauw: dit gebied komt overeen met de lucht. De onderlijn van het blauwe gebied is de
horizon. Objecten die worden gedetecteerd in het blauwe gebied, kunnen niet correct worden
gefilterd op afmeting of snelheid.
Als de camera bijvoorbeeld op een relatief lage hoogte in een gebouw is geïnstalleerd, is deze
weergave niet nodig omdat het gehele gebied dat door de camera wordt bestreken, onder de
horizon ligt.
Bericht!
Als de afstand tot de camera (geolocatie) niet relevant is, volstaat het om de hoogte en de
brandpuntsafstand in verhouding tot elkaar te bepalen. U kunt dan een eenvoudige kalibratie
uitvoeren door 2-3 personen te markeren, ieder met een verticale lijn, en de grootte van de
personen in te stellen. 1,80 m voor allemaal is voldoende. Gebruik voor het beste resultaat
ten minste een persoon op de voorgrond en een persoon op de achtergrond.
Coördinatensysteem
De functie Coördinatensysteem beschrijft de positie van de camera in een lokaal Cartesisch
of het wereldwijde WGS 84-coördinatensysteem. De camera en de door Video Analytics
gevolgde objecten worden weergegeven op een kaart.
Selecteer het coördinatensysteem en voer de juiste waarden in in de extra invoervelden die
afhankelijk van het geselecteerde coördinatensysteem worden weergegeven.
Cartesisch
Het cartesische coördinatensysteem beschrijft elk punt in de ruimte als een combinatie van de
positie op drie orthogonale assen X, Y en Z. Een rechtshandig coördinatensysteem wordt
gebruikt, waarbij X en Y het grondvlak omvatten en Z de hoogte van het grondvlak beschrijft.
X [m]
De locatie van de camera op de grond op de X-as.
Y [m]
De locatie van de camera op de grond op de Y-as.
Bosch Security Systems
–
Klik op
om een hoek op de grond in het beeld te plaatsen.
De hoek op de grond is een hoek die op het horizontale grondvlak ligt (zoals de hoek
van een tapijt of parkeervakmarkering).
Kalibratie-elementen aanpassen aan de situatie:
–
Voer de werkelijke grootte van een lijn of hoek in. Hiervoor selecteert u de lijn of de
hoek en geeft u vervolgens de grootte op in het bijbehorende vak.
Voorbeeld: U hebt een lijn op de grond geplaatst, langs de onderzijde van een auto.
U weet dat de auto 4 m lang is. U voert dan 4 m in als de lengte van de lijn.
–
Pas de positie of de lengte van een lijn of hoek aan. Hiervoor sleept u de lijn of de
hoek of verplaatst u de eindpunten naar de gewenste positie in het camerabeeld.
–
Verwijder een lijn of een hoek. Hiervoor selecteert u de lijn of hoek en klikt u op het
prullenbakpictogram.
Opmerking:
Blauwe lijnen geven door u toegevoegde kalibratie-elementen aan.
Witte lijnen vertegenwoordigen het element zoals dit op het camerabeeld moet worden
gepositioneerd op basis van de huidige kalibratieresultaten of de vastgestelde
kalibratiegegevens.
Bedieningshandleiding
Camera | nl
29
2017.11 | 1.0 | F.01U.349.011