INSTALLATIE: ELEKTRISCHE AANSLUITING
De installatie aan hetwelk het apparaat wordt toegevoegd moet voldoen aan NFC 15100.
De aansluiting aan het elektriciteitsnet moet gebeuren via een stekker met aardleiding of via
een voorziening met omnipolaire afsluiting met een contactopening van minstens 3 mm. De
installatie moet verplicht beveiligd worden door aangepaste smeltzekeringen, en de dikte
van de bedrading moet voldoende zijn om het apparaat op normale wijze te voeden.
Dit apparaat is uitgerust met een aansluitsnoer* uitsluitend voorzien voor een
stroomvoorziening van 230 V tussen fasen of tussen fase en aarding.
• Aansluiten aan een stopcontact met 10/16 ampères, na controle van:
.
de op de teller aangegeven stroomspanning
.
de instelling van de stroomverbreker en
.
een smeltzekeringkaliber van 10 A.
Nota: het stopcontact moet toegankelijk zijn voor een eventuele tussenkomst, zorg bij
de installatie voor een makkelijk te bereiken plaats.
Opgelet: Controleer de continuïteit van de aardleiding vooraleer het apparaat aan
te sluiten. Onze verantwoordelijkheid dekt geen enkel incident of eventuele
gevolgen hiervan die kunnen voorkomen bij het gebruik van het apparaat zonder
aardingsleiding of waarvan de aardingsleiding defect is.
*
De eventuele vervanging van de stroomvoorzieningkabel moet imperatief door de
naverkoopdienst of door een persoon met een gelijkwaardige beroepsbekwaamheid
uitgevoerd worden met een aansluitsnoer waarvan de kenmerken moeten
overeenstemmen met die van de originele:
stroomvoorzieningskabel type HO5V2V2-F (draaddikte 3 G 0,75).
2 7